Einde inhoudsopgave
Wet kabelbaaninstallaties
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Personenvervoer algemeen
1.
Een aanvraag voor een kabelbaanvergunning wordt gelijktijdig ingediend met de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder a, van de Omgevingswet voor de desbetreffende installatie. Onze Minister bevordert een gecoördineerde voorbereiding en inhoudelijke afstemming van beide vergunningen. Burgemeester en wethouders van de betrokken gemeente verlenen de daarvoor benodigde medewerking.
2.
Bij de aanvraag voor een kabelbaanvergunning wordt een kopie van de aanvraag voor een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit overgelegd, naast de documenten, bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de verordening.
3.
Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de aanvraag van een kabelbaanvergunning en de daarbij in te dienen gegevens en bescheiden.