Einde inhoudsopgave
Wet gevolgen brutering uitkeringsregelingen
Artikel 4
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2001
- Redactionele toelichting
De inwerkingtreding van deze wijziging is gelijkgesteld met de inwerkingtreding van de wet (24-05-1996, Stb. 302).
- Bronpublicatie:
04-12-1997, Stb. 1997, 690 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken: 25662)
24-05-1996, Stb. 1996, 302 (uitgifte: 20-06-1996, kamerstukken: Staten-Generaal Digitaal: 23971 Overheid.nl: 23971)
- Inwerkingtreding
01-01-2001
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-1999, Stb. 1999, 599 (uitgifte: 30-12-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
23-12-1999, Stb. 1999, 599 (uitgifte: 30-12-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Een uitkering op grond van de WW, de ZW, de WAO of de AAW, al dan niet vermeerderd met een toeslag op grond van de TW, die betrekking heeft op een periode gelegen vóór het vervaljaar en die in of na het vervaljaar wordt betaald, wordt verhoogd met het percentage, vastgesteld op grond van artikel 5 van de Wet BOL.
2.
Bij de in het eerste lid bedoelde verhoging wordt rekening gehouden met het op grond van artikel 3, tweede lid, van de Wet BOL vastgestelde maximum.