Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2013/32/EU gemeenschappelijke procedures toekenning en intrekking internationale bescherming (herschikking)
Artikel 14 Persoonlijk onderhoud
Geldend
Geldend van 19-07-2013 tot 12-06-2026
- Redactionele toelichting
Gecorrigeerd via een rectificatie (PbEU 2015, L 29).
- Bronpublicatie:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/32/EU)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-06-2013, PbEU 2013, L 180 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 2013/32/EU)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Vreemdelingenrecht / Algemeen
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
Alvorens de beslissingsautoriteit een beslissing neemt, wordt de verzoeker in de gelegenheid gesteld persoonlijk gehoord te worden over zijn verzoek om internationale bescherming door een daartoe naar nationaal recht bevoegde persoon. Een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek om internationale bescherming wordt afgenomen door het personeel van de beslissingsautoriteit. Deze alinea laat artikel 42, lid 2, onder b), onverlet.
Wanneer een groot aantal onderdanen van derde landen of staatlozen tegelijk om internationale bescherming verzoekt, waardoor het voor de beslissingsautoriteit in de praktijk onmogelijk is om tijdig het onderhoud over de inhoud van elk verzoek af te nemen, kunnen de lidstaten vaststellen dat het personeel van een andere instantie tijdelijk kan worden ingeschakeld voor het afnemen van een dergelijk onderhoud. In dergelijke gevallen krijgt het personeel van die andere instantie vooraf de relevante opleiding die onder meer de in artikel 6, lid 4, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 439/2010 opgesomde elementen bevat. De personen die uit hoofde van deze richtlijn verzoekers een persoonlijk onderhoud afnemen, hebben ook algemene kennis verworven betreffende problemen die de geschiktheid van de verzoeker om een onderhoud te hebben negatief kunnen beïnvloeden, zoals aanwijzingen dat de verzoeker mogelijk in het verleden gefolterd is.
Wanneer een persoon een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend namens de personen die te zijnen laste komen, moet elke ten laste komende meerderjarige de gelegenheid krijgen voor een persoonlijk onderhoud.
De lidstaten kunnen in hun nationale wetgeving voorschrijven in welke gevallen een minderjarige de gelegenheid moet krijgen voor een persoonlijk onderhoud.
2.
Er kan worden afgezien van een persoonlijk onderhoud over de inhoud van het verzoek indien:
- a)
de beslissingsautoriteit met betrekking tot de vluchtelingenstatus een positieve beslissing kan nemen op basis van het beschikbare bewijs, of
- b)
de beslissingsautoriteit van oordeel is dat de verzoeker niet persoonlijk gehoord kan worden als gevolg van blijvende omstandigheden waarop hij geen invloed heeft. Bij twijfel raadpleegt de beslissingsautoriteit een medisch beroepsbeoefenaar om na te gaan of de toestand die de verzoeker ongeschikt of niet in staat maakt om te worden gehoord tijdelijk of van blijvende aard is.
Indien geen persoonlijk onderhoud plaatsvindt overeenkomstig punt b) of, indien van toepassing, geen onderhoud met de ten laste komende persoon plaatsvond, worden er redelijke inspanningen gedaan om de verzoeker of de persoon die te zijnen laste komt de kans te bieden nadere informatie te verstrekken.
3.
Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden in overeenstemming met dit artikel belet de beslissingsautoriteit niet een beslissing over een verzoek om internationale bescherming te nemen.
4.
Het feit dat er geen persoonlijk onderhoud heeft plaatsgevonden overeenkomstig lid 2, onder b), heeft geen negatieve invloed op de beslissing van de beslissingsautoriteit.
5.
Onverminderd artikel 28, lid 1, kunnen de lidstaten bij hun beslissing inzake een verzoek om internationale bescherming laten meewegen dat de verzoeker niet voor het persoonlijke onderhoud is verschenen, tenzij hij daarvoor een geldige reden had.