Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:121 [Maximale variabele beloning]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
25-05-2022, Stb. 2022, 220 (uitgifte: 13-06-2022, kamerstukken: 35514)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-06-2022, Stb. 2022, 248 (uitgifte: 23-06-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De variabele beloning die een financiële onderneming met zetel in Nederland toekent aan een natuurlijk persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid, bedraagt ten hoogste 20% van de vaste beloning van die persoon op jaarbasis.
2.
In afwijking van het eerste lid kan een financiële onderneming in uitzonderlijke gevallen aan een natuurlijk persoon, niet zijnde een persoon die een interne controlefunctie verricht of zich rechtstreeks bezighoudt met het verlenen van financiële diensten aan consumenten, werkzaam onder haar verantwoordelijkheid, die in hoofdzaak werkzaamheden binnen Nederland verricht en wiens beloning niet of niet uitsluitend volgt uit een collectieve arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, tweede lid, van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst, een variabele beloning toekennen die hoger is dan het in het eerste lid bedoelde percentage, mits:
- a.
het gemiddelde van de verhoudingen tussen de vaste en variabele beloningen van alle onder verantwoordelijkheid van de onderneming werkzame personen die in hoofdzaak werkzaamheden binnen Nederland verrichten en wier beloning niet uitsluitend uit een collectieve arbeidsovereenkomst als hiervoor omschreven volgt, niet meer dan 20% bedraagt; en
- b.
de in de aanhef bedoelde variabele beloning niet meer dan 100% bedraagt van de vaste beloning op jaarbasis.
3.
In afwijking van het eerste lid bedraagt de variabele beloning van een natuurlijk persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de onderneming ten hoogste het percentage bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder i, eerste volzin, van de richtlijn kapitaalvereisten, indien deze persoon zijn werkzaamheden in hoofdzaak uitoefent in een andere staat.
4.
In afwijking van het eerste lid kunnen aandeelhouders, eigenaren of leden van de financiële onderneming in overeenstemming met de procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten, goedkeuren dat de variabele beloning van een natuurlijk persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de onderneming ten hoogste het percentage bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten bedraagt, indien deze persoon zijn werkzaamheden in hoofdzaak uitoefent in een staat die geen lidstaat is.
5.
Indien over een periode van vijf aaneengesloten kalenderjaren ten minste 75% van alle onder de verantwoordelijkheid van de tot een groep als bedoeld in artikel 1:114 behorende rechtspersonen en vennootschappen werkzame natuurlijke personen gedurende ten minste drie van die vijf jaren in hoofdzaak werkzaam waren buiten Nederland, bedraagt in afwijking van het eerste lid de variabele beloning van een natuurlijke persoon werkzaam onder verantwoordelijkheid van de aan het hoofd van die groep staande groepsmaatschappij ten hoogste het percentage, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder i, eerste volzin, van de richtlijn kapitaalvereisten.
6.
Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing op in Nederland gelegen bijkantoren van financiële ondernemingen met zetel in een andere staat, niet zijnde een financiële onderneming waarop de artikelen 92 tot en met 96 van de richtlijn kapitaalvereisten of de artikelen 30 tot en met 34 van de richtlijn prudentieel toezicht beleggingsondernemingen van toepassing zijn. Het toezicht op het bijkantoor dat geen ingevolge het deel Markttoegang financiële ondernemingen vergunningplichtige activiteiten verricht, wordt uitgeoefend door de toezichthouder die, indien de onderneming haar zetel in Nederland had gehad, op grond van het Deel Markttoegang tot vergunningverlening bevoegd zou zijn geweest.
7.
Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
beheerders van beleggingsinstellingen;
- b.
beheerders van icbe’s; en
- c.
beleggingsondernemingen die uitsluitend voor eigen rekening handelen met eigen middelen en kapitaal en geen externe cliënten hebben.
8.
In afwijking van het eerste lid, bedraagt de variabele beloning die een financiële onderneming, bedoeld in het zevende lid, toekent aan een natuurlijke persoon werkzaam onder haar verantwoordelijkheid wier werkzaamheden het risicoprofiel of de bedrijfsactiviteiten van de instellingen binnen de groep wezenlijk beïnvloeden, ten hoogste het percentage bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder i, van de richtlijn kapitaalvereisten, van de vaste beloning van die persoon op jaarbasis, indien die financiële onderneming een dochteronderneming is van een financiële onderneming waarop toezicht plaatsvindt als bedoeld in titel II van deel 1 van de verordening kapitaalvereisten.
9.
In afwijking van het achtste lid kunnen aandeelhouders, eigenaren of leden van financiële ondernemingen als bedoeld in het zevende lid in overeenstemming met de procedure, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten, goedkeuren dat de variabele beloning van een natuurlijk persoon als bedoeld in het achtste lid ten hoogste het percentage, bedoeld in artikel 94, eerste lid, onderdeel g, onder ii, van de richtlijn kapitaalvereisten, bedraagt, indien deze persoon zijn werkzaamheden in hoofdzaak uitoefent in een staat die geen lidstaat is.