Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 1257/2013 inzake scheepsrecycling, en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1013/2006 en van Richtlijn 2009/16/EG
Artikel 6 Algemene voorschriften voor scheepseigenaren
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2024
- Bronpublicatie:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1157 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024/1157)
- Inwerkingtreding
20-05-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-04-2024, PbEU L 2024, 2024/1157 (uitgifte: 30-04-2024, regelingnummer: 2024/1157)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Afval
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Bij het voorbereiden van het recyclen van een schip moeten scheepseigenaren:
- a)
de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting alle relevante informatie over het schip verstrekken die nodig is voor het opstellen van het scheepsrecyclingplan beschreven in artikel 7;
- b)
de betrokken administratie binnen een door die administratie te bepalen termijn schriftelijk kennisgeven van de intentie om een schip te recyclen in één of meerdere specifieke scheepsrecyclinginrichtingen. De kennisgeving bevat ten minste:
- i)
de inventaris van gevaarlijke materialen, en
- ii)
alle relevante informatie over het schip als bedoeld in punt a).
2.
Scheepseigenaren zien erop toe dat schepen die bestemd zijn voor recycling:
- a)
enkel gerecycled worden in op de Europese lijst opgenomen scheepsrecyclinginrichtingen en, in het geval van schepen die beschouwd worden als gevaarlijke afvalstoffen, zich bevinden in een gebied onder de rechtsmacht van een lidstaat en worden uitgevoerd uit de Unie, alleen in de op de Europese lijst opgenomen inrichtingen die gelegen zijn in landen die zijn opgenomen in bijlage VII bij het Verdrag van Bazel.
- b)
in de periode voorafgaand aan het aanlopen van de scheepsrecyclinginrichting, werken op een manier die de hoeveelheid ladingresiduen, resterende stookolie en scheepsafvalstoffen die aan boord blijven, tot een minimum beperkt;
- c)
in het bezit zijn van een ‘geschikt voor recycling’-certificaat, afgegeven door de administratie of door een erkende en door de administratie gemachtigde organisatie, voordat er enige scheepsrecycling van het schip plaatsvindt en na ontvangst van het overeenkomstig artikel 7, lid 3, goedgekeurde scheepsrecyclingplan.
3.
Scheepseigenaren zorgen ervoor dat tankschepen in de scheepsrecyclinginrichting aankomen met ladingtanks en pompkamers in staat van gereedheid voor certificatie als ‘veilig voor werkzaamheden waarbij hitte vrijkomt’.
4.
Scheepseigenaren bezorgen aan de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting een kopie van het overeenkomstig artikel 9 afgeleverd ‘geschikt voor recycling’-certificaat.
5.
Scheepseigenaren zijn verantwoordelijk voor het schip en treffen maatregelen om ervoor te zorgen dat dat schip blijft voldoen aan de voorschriften van de administratie van de lidstaat waarvan het de vlag voert, totdat de exploitant van de scheepsrecyclinginrichting de verantwoordelijkheid voor het schip op zich neemt. De exploitant van de scheepsrecyclinginrichting kan het schip weigeren voor recycling indien de toestand ervan niet grotendeels overeenstemt met de bijzonderheden van het inventariscertificaat, onder andere wanneer deel I van de inventaris van gevaarlijke materialen niet naar behoren is bijgehouden en geactualiseerd om veranderingen in de structuur en de uitrusting van het schip weer te geven. In dergelijke gevallen behoudt de scheepseigenaar de verantwoordelijkheid voor het schip en brengt hij de administratie daarvan onverwijld op de hoogte.