Europese Overeenkomst betreffende het reizen van jeugdige personen op collectieve paspoorten tussen de landen die lid zijn van de Raad van Europa
Artikel 12
Geldend
Geldend vanaf 17-01-1962
- Bronpublicatie:
16-12-1961, Trb. 1962, 88 (uitgifte: 29-08-1962, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
17-01-1962
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-12-1961, Trb. 1962, 88 (uitgifte: 29-08-1962, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
De leden van de groep die op een collectief paspoort reizen worden ontheven van de verplichting een nationaal identiteitsbewijs over te leggen.
Zij dienen echter, indien nodig, in staat te zijn op de een of andere manier hun identiteit te bewijzen.
Iedere Overeenkomstsluitende Partij kan, op het ogenblik van de ondertekening van deze Overeenkomst of van de nederlegging van haar akte van bekrachtiging of goedkeuring of toetreding, door middel van een tot de Secretaris-Generaal van de Raad van Europa gerichte verklaring mededelen, op welke manier de leden van een groep hun identiteit dienen te bewijzen.