Invoeringswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Artikel 18.4.4
Geldend vanaf 01-04-2019
- Bronpublicatie:
11-07-2018, Stb. 2018, 260 (uitgifte: 24-08-2018, kamerstukken: 34629)
- Inwerkingtreding
01-04-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2019, Stb. 2019, 111 (uitgifte: 14-03-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Staatsrecht / Decentralisatie
1.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot:
- a.
de opleidingseisen die gelden voor de uitoefening van beroepen in de individuele gezondheidszorg in de openbare lichamen;
- b.
het aan de bedoelde beroepen verbonden deskundigheidsgebied; en
- c.
de aan de bedoelde beroepen verbonden bevoegdheden;
- d.
de bevoegdheid tot vestiging van de beoefenaren van de bedoelde beroepen;
- e.
het afleggen van een kennis- en vaardigheden toets en een daarvoor in rekening te brengen tarief.
2.
De voordracht voor een krachtens het eerste lid vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt gedaan door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
3.
Een ieder die is betrokken bij de uitvoering van de krachtens het eerste lid gestelde regels en daarbij de beschikking krijgt over gegevens waarvan hij het vertrouwelijke karakter kent of redelijkerwijs moet vermoeden, en voor wie niet reeds uit hoofde van ambt, beroep of wettelijk voorschrift ter zake van die gegevens een geheimhoudingsplicht geldt, is verplicht tot geheimhouding van die gegevens, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hem tot mededeling verplicht of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
4.
Gedragingen in strijd met de voorschriften, gesteld krachtens het eerste lid, onder c en d, worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, hetzij met een geldboete van de vijfde categorie, hetzij met beide straffen.
5.
Degene die opzettelijk de verplichting tot geheimhouding, bedoeld in het derde lid, schendt, wordt gestraft met hetzij gevangenisstraf van ten hoogste zes maanden, hetzij een geldboete van de vierde categorie, hetzij met beide straffen.
6.
Degene aan wiens schuld schending van de verplichting tot geheimhouding, bedoeld in het derde lid, is te wijten, wordt gestraft met hetzij hechtenis van ten hoogste drie maanden hetzij een geldboete van de derde categorie hetzij met beide straffen.
7.
De in het vierde en vijfde lid strafbaar gestelde feiten worden beschouwd als misdrijven en het in het zesde lid strafbaar gestelde feit als overtreding.
8.
Geen vervolging van een in het vijfde of zesde lid bedoeld strafbaar feit heeft plaats dan op klacht van degene, tegen wie het feit is gepleegd, of, indien het tegen een rechtspersoon, vennootschap zonder rechtspersoonlijkheid, een maatschap, enige andere vereniging van personen of een doelvermogen is gepleegd, op klacht van de bestuurder en indien er meer bestuurders zijn, van één van hen.