Einde inhoudsopgave
Wet schadeloosstelling, uitkering en pensioen leden Europees Parlement
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 24-03-2010
- Bronpublicatie:
15-03-2010, Stb. 2010, 122 (uitgifte: 23-03-2010, kamerstukken: 30693)
- Inwerkingtreding
24-03-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2010, Stb. 2010, 122 (uitgifte: 23-03-2010, kamerstukken: 30693)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
1.
Onverminderd artikel 2, tweede lid, wordt de schadeloosstelling verminderd met de helft van het bedrag waarmee de neveninkomsten van het lid van het Europese Parlement per jaar een bedrag gelijk aan 14% van de schadeloosstelling te boven gaan, met dien verstande dat deze vermindering maximaal 35% van de schadeloosstelling bedraagt. Indien het lid een gedeelte van het kalenderjaar lid van het Europese Parlement is, gelden de bedragen naar evenredigheid.
2.
Onder neveninkomsten wordt verstaan het gezamenlijke bedrag dat het lid wegens het verrichten van nevenactiviteiten tijdens het lidmaatschap geniet als:
- a.
winst uit een of meer ondernemingen, bedoeld in artikel 3.8 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
- b.
belastbaar loon uit tegenwoordige arbeid en
- c.
belastbaar resultaat uit overige werkzaamheden, behoudens voorzover het een werkzaamheid betreft als bedoeld in de artikelen 3.91, eerste lid, onderdelen a en b, en 3.92 van de Wet inkomstenbelasting 2001.
3.
De neveninkomsten worden bepaald overeenkomstig de regels van de Wet inkomstenbelasting 2001 en worden verrekend in het jaar waarin deze zijn genoten in de zin van die wet, met dien verstande dat geen verrekening meer plaats heeft, indien de neveninkomsten worden genoten na 31 december van het jaar waarin het lidmaatschap wordt beëindigd.
4.
Indien een lid van het Europese Parlement tevens lid is van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangt hij voor zijn lidmaatschap van het Europese Parlement geen schadeloosstelling. De artikelen 4 en 7 zijn op hem niet van toepassing.