Einde inhoudsopgave
Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden
Artikel 2 Andere taken van het college
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
15-02-2018, Stb. 2018, 54 (uitgifte: 28-02-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-04-2018, Stb. 2018, 108 (uitgifte: 26-04-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer
- Vakgebied(en)
Natuurbeschermingsrecht / Algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Het college is belast met:
- a.
de aan Nederland opgedragen werkzaamheden, bedoeld in de artikelen 6 tot en met 9 van hoofdstuk II van verordening 396/2005/EG alsmede het doen van voorstellen voor het vaststellen van het maximaal toelaatbare residugehalte (MRL) door Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en Onze Minister van Economische Zaken, voor zover deze niet communautair zijn vastgesteld;
- b.
het vaststellen van het maximaal toelaatbaar risiconiveau van gewasbeschermingsmiddelen voor bodem of waterorganismen op verzoek van de houder van een toelating, bedoeld in artikel 3, onderdeel 24, van verordening (EG) 1107/2009 of op verzoek van Onze Minister van Infrastructuur en Milieu, indien dit risiconiveau niet reeds bij een toelating door het college is vastgesteld;
- c.
het vaststellen of ambtshalve wijzigen van de wijze waarop op een etiket de voorschriften worden vermeld die bij of krachtens dit besluit zijn vastgesteld voor het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen of biociden;
- d.
het adviseren aan Onze Minister over de toepassing van artikel 38 van de wet;
- e.
het naar aanleiding van een ontwerp-beoordelingsverslag als bedoeld in artikel 11 van verordening (EG) nr. 1107/2009, in het kader van artikel 12, eerste en tweede lid, van verordening (EG) nr. 1107/2009 maken van schriftelijke opmerkingen over werkzame stoffen van gewasbeschermingsmiddelen.