Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Wmo 2015
Artikel 4 [Financiële verantwoording Veilig Thuis-organisatie]
Geldend
Geldend vanaf 30-01-2021
- Bronpublicatie:
21-01-2021, Stcrt. 2021, 4135 (uitgifte: 29-01-2021, regelingnummer: 1785061-214584-DMO)
- Inwerkingtreding
30-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-01-2021, Stcrt. 2021, 4135 (uitgifte: 29-01-2021, regelingnummer: 1785061-214584-DMO)
- Vakgebied(en)
Maatschappelijke ondersteuning / Algemeen
Sociale zekerheid algemeen / Bijzondere onderwerpen
1.
Een Veilig Thuis-organisatie stelt een jaarrekening als bedoeld in artikel 361 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek op waarin de eigen financiële gegevens zijn opgenomen en de gegevens, bedoeld in artikel 392 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, zijn bijgevoegd.
2.
Op de jaarverslaggeving van een Veilig Thuis-organisatie is Titel 9 Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek van overeenkomstige toepassing met uitzondering van de afdelingen 1, 11 en 12 voor zover in deze paragraaf niet anders is bepaald.
3.
In afwijking van of in aanvulling op Boek 2, titel 9, van het Burgerlijk Wetboek:
- a.
wordt de jaarverslaggeving ingericht overeenkomstig de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving zoals vastgesteld door de Raad voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder hoofdstuk 640;
- b.
wordt de jaarverslaggeving opgesteld en gepubliceerd in de Nederlandse taal en in de in Nederland wettige valuta;
- c.
is het verslagjaar altijd gelijk aan een kalenderjaar;
- d.
kan een Veilig Thuis-organisatie dat op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen, genoemd in artikel 395a, eerste lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een samenstellingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek;
- e.
kan een Veilig Thuis-organisatie dat op twee opeenvolgende balansdata, zonder onderbreking nadien op twee opeenvolgende balansdata, heeft voldaan aan twee of drie van de eisen genoemd in artikel 396, eerste lid, onderdelen a tot en met c, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek, volstaan met een beoordelingsverklaring van een accountant in plaats van een verklaring als bedoeld in artikel 393, vijfde lid, van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.