Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2017/625 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen (verordening officiële controles)
Artikel 148 Verhouding tot Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004 inzake de erkenning van levensmiddelenbedrijven
Geldend
Geldend vanaf 27-04-2017
- Bronpublicatie:
15-03-2017, PbEU 2017, L 95 (uitgifte: 07-04-2017, regelingnummer: 2017/625)
- Inwerkingtreding
27-04-2017
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-03-2017, PbEU 2017, L 95 (uitgifte: 07-04-2017, regelingnummer: 2017/625)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Handhaving algemeen
Agrarisch recht (V)
Gezondheidsrecht / Voedsel- en warenkwaliteit
Bestuursrecht algemeen / Toezicht
Dierenrecht / Veehouderij
Dierenrecht / Dierenwelzijn
1.
De bevoegde autoriteiten stellen procedures vast die de exploitanten van levensmiddelenbedrijven moeten volgen wanneer zij een aanvraag indienen voor de erkenning van hun inrichtingen overeenkomstig de Verordeningen (EG) nr. 852/2004 en (EG) nr. 853/2004.
2.
Wanneer zij een verzoek tot erkenning van een exploitant van een levensmiddelenbedrijf ontvangt, legt de bevoegde autoriteit een bezoek ter plaatse af.
3.
De bevoegde autoriteit erkent een bedrijf voor de betrokken activiteiten uitsluitend indien de exploitant van het levensmiddelenbedrijf heeft aangetoond dat het bedrijf voldoet aan de desbetreffende eisen van de wetgeving inzake levensmiddelen.
4.
De bevoegde autoriteit kan een voorwaardelijke erkenning afgeven, als blijkt dat het bedrijf voldoet aan alle eisen inzake infrastructuur en uitrusting. Definitieve erkenning kan alleen worden verleend als bij een nieuwe officiële controle binnen drie maanden na de voorlopige erkenning blijkt dat het bedrijf voldoet aan alle overige voorschriften van de levensmiddelenwetgeving. Indien er veel vooruitgang is geboekt, maar het betrokken bedrijf nog steeds niet voldoet aan alle voorschriften, kan de bevoegde autoriteit de voorwaardelijke erkenning verlengen. De geldigheidsduur van een voorwaardelijke erkenning mag echter niet meer dan zes maanden bedragen, met uitzondering van fabrieks- en vriesvaartuigen die de vlag van een lidstaat voeren, waarvoor de geldigheidsduur van een voorwaardelijke erkenning niet meer dan twaalf maanden mag bedragen.
5.
Bij haar officiële controles toetst de bevoegde autoriteit de erkenning van bedrijven.