Einde inhoudsopgave
Besluit houders van dieren
Artikel 3.2 Vastleggen van een hond
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2014
- Bronpublicatie:
05-06-2014, Stb. 2014, 210 (uitgifte: 19-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2014
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-06-2014, Stb. 2014, 211 (uitgifte: 19-06-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Bijzondere onderwerpen
Dierenrecht / Algemeen
1.
Het bevestigingsmiddel, waarmee de hond is vastgelegd, en de halsband, waaraan dat middel is bevestigd, zijn zodanig ontworpen dat er geen wurging of verwonding bij de hond optreedt.
2.
Het bevestigingsmiddel heeft een zodanige lengte dat het dier voldoende bewegingsruimte wordt gelaten.
3.
De hond wordt niet door obstakels belemmerd in de bewegingsvrijheid die hem door het bevestigingsmiddel, bedoeld in het eerste lid, wordt gelaten.
4.
De hond heeft toegang tot een hok dat:
- a.
voldoende ruimte biedt aan die hond;
- b.
de hond bescherming biedt tegen nadelige weersinvloeden en kou;
- c.
eenvoudig kan worden gereinigd.