Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) Nr. 492/2011 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 16-06-2011
- Bronpublicatie:
05-04-2011, PbEU 2011, L 141 (uitgifte: 27-05-2011, regelingnummer: 492/2011)
- Inwerkingtreding
16-06-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2011, PbEU 2011, L 141 (uitgifte: 27-05-2011, regelingnummer: 492/2011)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Europees arbeidsrecht
Arbeidsrecht / Arbeidsmarktbeleid en -bemiddeling
EU-recht / Marktintegratie
(codificatie)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011, betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Unie
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 46,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité(1),
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure(2),
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Verordening (EEG) nr. 1612/68 van de Raad van 15 oktober 1968 betreffende het vrije verkeer van werknemers binnen de Gemeenschap(3) is herhaaldelijk en ingrijpend gewijzigd(4). Ter wille van de duidelijkheid en een rationele ordening van de tekst dient tot codificatie van deze verordening te worden overgegaan.
- (2)
Het vrije verkeer van werknemers moet binnen de Unie worden gewaarborgd. De verwezenlijking van dit doel houdt de afschaffing in van elk[lees: elke] discriminatie op grond van nationaliteit tussen de werknemers uit de lidstaten, wat betreft de werkgelegenheid, de beloning en de overige arbeidsvoorwaarden, alsook het recht voor deze werknemers, om zich vrij binnen de Unie te verplaatsen om er arbeid in loondienst te verrichten, behoudens de uit hoofde van openbare orde, openbare veiligheid en volksgezondheid gerechtvaardigde beperkingen.
- (3)
Er moet worden voorzien in bepalingen die het mogelijk maken de in de artikelen 45 en 46 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op het gebied van het vrije verkeer gestelde doeleinden te verwezenlijken.
- (4)
Het vrije verkeer vormt voor de werknemers en hun familie een fundamenteel recht. De mobiliteit van de arbeidskrachten in de Unie moet één van de middelen zijn om aan de werknemer de mogelijkheid tot verbetering van zijn levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden te waarborgen en de verbetering van zijn sociale positie te vergemakkelijken, waardoor terzelfder tijd wordt bijgedragen tot het voldoen aan de behoeften van de economie der lidstaten. Het recht van alle werknemers van de lidstaten om de arbeid van hun keuze binnen de Unie te verrichten, moet worden bevestigd.
- (5)
Dit recht moet zonder onderscheid worden toegekend aan ‘permanente’ werknemers, seizoenarbeiders, grensarbeiders of werknemers die arbeid in dienstverlening verrichten.
- (6)
Om volgens objectieve maatstaven van waardigheid en vrijheid te kunnen worden uitgeoefend, vereist het recht van het vrije verkeer dat de gelijkheid van behandeling in alles wat de uitoefening van arbeid in loondienst en de toegang tot huisvesting betreft, in feite en in rechte verzekerd is, en eveneens dat de belemmeringen voor de mobiliteit van de werknemers uit de weg worden geruimd, met name wat betreft de voorwaarden voor de integratie van de familie van de werknemer in het land van ontvangst.
- (7)
Het beginsel van non-discriminatie tussen werknemers van de Unie houdt in dat voor alle onderdanen van de lidstaten ten aanzien van de tewerkstelling dezelfde voorrang geldt als voor de nationale werknemers.
- (8)
De organisatorische voorzieningen voor het tot elkaar brengen van de aanvragen om en de aanbiedingen van werk en voor de compensatie, met name door middel van directe samenwerking tussen de centrale diensten voor werkgelegenheid en eveneens tussen de regionale diensten, alsmede het coördineren van de voorlichting, waarborgen in het algemeen de overzichtelijkheid van de arbeidsmarkt. De werknemers die zich wensen te verplaatsen dienen ook regelmatig op de hoogte te worden gesteld van de levensomstandigheden en arbeidsvoorwaarden.
- (9)
Er bestaat een nauw verband tussen het vrije verkeer van werknemers, de werkgelegenheid en de beroepsopleiding, voor zover deze erop is gericht werknemers in staat te stellen in te gaan op feitelijke aanbiedingen van werk uit andere gebieden van de Unie. De problemen die met deze onderwerpen verband houden moeten niet meer elk afzonderlijk maar in hun onderlinge samenhang worden bestudeerd, waarbij tevens rekening moet worden gehouden met de werkgelegenheidsproblemen in regionaal verband, en de lidstaten moeten derhalve streven naar coördinatie van hun werkgelegenheidsbeleid,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD: