Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2010/13/EU betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten)
Artikel 1
Geldend
Geldend vanaf 18-12-2018
- Bronpublicatie:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Inwerkingtreding
18-12-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-11-2018, PbEU 2018, L 303 (uitgifte: 28-11-2018, regelingnummer: 2018/1808)
- Vakgebied(en)
Bestuursrecht algemeen / Europees bestuursrecht
Informatierecht / Media
1.
In deze richtlijn wordt verstaan onder:
- a)
‘audiovisuele mediadienst’:
- i)
een dienst in de zin van de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, indien het hoofddoel van de dienst of een losstaand gedeelte daarvan bestaat uit de levering van programma's voor het algemene publiek, onder de redactionele verantwoordelijkheid van een aanbieder van mediadiensten, ter informatie, vermaak of educatie door middel van elektronische communicatienetwerken in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG; bedoelde audiovisuele mediadiensten zijn hetzij televisie-uitzendingen als gedefinieerd onder e) van dit lid hetzij audiovisuele mediadiensten op aanvraag als gedefinieerd onder g) van dit lid;
- ii)
audiovisuele commerciële communicatie;
- a bis)
‘videoplatformdienst’: een dienst in de zin van de artikelen 56 en 57 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, indien het hoofddoel van de dienst of een daarvan losstaand gedeelte of een essentiële functie van de dienst bestaat in het aanbieden van programma's, door gebruikers gegenereerde video's, of beide, aan het algemene publiek, waarvoor de aanbieder van het videoplatform geen redactionele verantwoordelijkheid draagt, ter informatie, vermaak of educatie via elektronische communicatienetwerken in de zin van artikel 2, onder a), van Richtlijn 2002/21/EG en waarvan de organisatie wordt bepaald door de aanbieder van het videoplatform, onder meer met automatische middelen of algoritmen, met name door weergeven, taggen en rangschikken;
- b)
‘programma’: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die ongeacht de duur ervan een afzonderlijk element vormt van een door een aanbieder van mediadiensten opgesteld schema of een door een aanbieder van mediadiensten opgestelde catalogus, met inbegrip van bioscoopfilms, videoclips, sportevenementen, komische series, documentaires, kinderprogramma's en origineel drama;
- b bis)
‘door gebruikers gegenereerde video’: een reeks bewegende beelden, al dan niet met geluid, die ongeacht de duur ervan een afzonderlijk element vormt, die door een gebruiker is gecreëerd en door die gebruiker of een andere gebruiker naar een videoplatform is geüpload;
- b ter)
‘redactionele beslissing’: een beslissing die op regelmatige basis wordt genomen met het oog op de uitoefening van redactionele verantwoordelijkheid en verband houdt met het dagelijkse beheer van de audiovisuele mediadienst;
- c)
‘redactionele verantwoordelijkheid’: het uitoefenen van effectieve controle over de keuze van programma's en de organisatie ervan in hetzij een chronologisch schema, in het geval van televisie-uitzendingen, hetzij een catalogus, in het geval van audiovisuele mediadiensten op aanvraag. Redactionele verantwoordelijkheid behelst niet noodzakelijkerwijs een wettelijke aansprakelijkheid voor de inhoud of de aangeboden diensten krachtens het nationale recht;
- d)
‘aanbieder van mediadiensten’: de natuurlijke of rechtspersoon die de redactionele verantwoordelijkheid draagt voor de keuze van de audiovisuele inhoud van de audiovisuele mediadienst en die bepaalt hoe deze wordt georganiseerd;
- d bis)
‘aanbieder van videoplatforms’ de natuurlijke of rechtspersoon die een videoplatformdienst aanbiedt;
- e)
‘televisieomroep’ of ‘televisie-uitzending’: (d.w.z. een lineaire audiovisuele mediadienst) een door een aanbieder van mediadiensten aangeboden audiovisuele mediadienst voor het gelijktijdig bekijken van programma's op basis van een programmaschema;
- f)
‘omroeporganisatie’: een aanbieder van mediadiensten die televisie-uitzendingen aanbiedt;
- g)
‘audiovisuele mediadienst op aanvraag’ (d.w.z. een niet-lineaire audiovisuele mediadienst): een door een aanbieder van mediadiensten aangeboden audiovisuele mediadienst die de gebruiker de mogelijkheid biedt tot het bekijken van programma's op diens individueel verzoek en op het door hem gekozen moment op basis van een door de aanbieder van mediadiensten geselecteerde programmacatalogus;
- h)
‘audiovisuele commerciële communicatie’: beelden, al dan niet met geluid, welke dienen om rechtstreeks of niet-rechtstreeks de goederen, de diensten of het imago van een natuurlijke of rechtspersoon die een economische activiteit verricht, te promoten; dergelijke beelden vergezellen of maken deel uit van een programma of van een door gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding of ten behoeve van zelfpromotie. Vormen van audiovisuele commerciële communicatie zijn onder meer televisiereclame, sponsoring, telewinkelen en productplaatsing;
- i)
‘televisiereclame’: de door een publieke of particuliere onderneming of natuurlijke persoon, tegen betaling of soortgelijke vergoeding dan wel ten behoeve van zelfpromotie uitgezonden boodschap — in welke vorm dan ook — in verband met de uitoefening van een commerciële, industriële, ambachtelijke activiteit of van een beroep, ter bevordering van de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;
- j)
‘audiovisuele commerciële communicatie in de vorm van sluikreclame’: het vermelden of vertonen van goederen, diensten, naam, handelsmerk of activiteiten van een producent van goederen of een aanbieder van diensten in programma's, indien de aanbieder van mediadiensten daarmee beoogt reclame te maken en het publiek kan worden misleid omtrent de aard van deze vermelding c.q. vertoning. Deze bedoeling wordt met name geacht aanwezig te zijn indien de vermelding c.q. vertoning tegen betaling of soortgelijke vergoeding geschiedt;
- k)
‘sponsoring’: elke bijdrage van publieke of particuliere ondernemingen of natuurlijke personen die zich niet bezighouden met het aanbieden van audiovisuele mediadiensten of videoplatformdiensten of met de vervaardiging van audiovisuele werken, aan de financiering van audiovisuele mediadiensten, videoplatformdiensten, door gebruikers gegenereerde video's of programma's met het doel hun naam, handelsmerk, imago, activiteiten of producten meer bekendheid te geven;
- l)
‘telewinkelen’: rechtstreekse aanbiedingen aan het publiek die worden uitgezonden met het oog op de levering tegen betaling van goederen of diensten, met inbegrip van onroerende goederen, rechten en verplichtingen;
- m)
‘productplaatsing’: elke vorm van audiovisuele commerciële communicatie die bestaat in het opnemen van, of het verwijzen naar, een product of dienst of een desbetreffend handelsmerk in het kader van een programma of een door gebruikers gegenereerde video, tegen betaling of een soortgelijke vergoeding;
- n)
‘Europese producties’:
- i)
producties die afkomstig zijn uit lidstaten;
- ii)
producties die afkomstig zijn uit derde Europese staten die partij zijn bij het Europese Verdrag inzake grensoverschrijdende televisie van de Raad van Europa en die voldoen aan de voorwaarden van lid 3;
- iii)
coproducties die zijn vervaardigd in het kader van tussen de Unie en derde landen gesloten overeenkomsten met betrekking tot de audiovisuele sector en die voldoen aan de voorwaarden van de betrokken overeenkomsten.
2.
Voorwaarde voor de toepassing van lid 1, onder n), ii) en iii), is dat producties die afkomstig zijn uit lidstaten, in de betrokken derde landen niet worden getroffen door discriminerende maatregelen.
3.
De in lid 1, onder n), i) en ii), bedoelde producties zijn producties welke voornamelijk tot stand zijn gebracht met hulp van auteurs en medewerkers die in een of meer van de in die bepalingen bedoelde staten woonachtig zijn en die aan een van de volgende drie voorwaarden voldoen:
- i)
de producties zijn tot stand gebracht door een of meer in een of meer van deze staten gevestigde producenten;
- ii)
de vervaardiging ervan geschiedt onder het toezicht en de feitelijke controle van een of meer in een of meer van deze staten gevestigde producenten;
- iii)
de bijdrage van de coproducenten van deze staten in de totale kosten van de coproductie is doorslaggevend en de coproductie staat niet onder controle van een of meer buiten deze staten gevestigde producenten.
4.
Producties die geen Europese producties in de zin van lid 1, onder n), zijn, maar die vervaardigd worden in het kader van tussen de lidstaten en derde landen gesloten bilaterale co-productieovereenkomsten, worden als Europese producties beschouwd mits de coproducenten uit de Unie een meerderheidsaandeel hebben in de totale productiekosten en de productie niet onder controle staat van een of meer buiten de lidstaten gevestigde producenten.