Einde inhoudsopgave
Richtlijn 2009/138/EG betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf (Solvabiliteit II)
Artikel 43 Bewijs van goede naam
Geldend
Geldend vanaf 06-01-2010
- Bronpublicatie:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Inwerkingtreding
06-01-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2009, PbEU 2009, L 335 (uitgifte: 17-12-2009, regelingnummer: 2009/138/EG)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien een lidstaat van zijn onderdanen een bewijs van betrouwbaarheid en het bewijs dat er voorheen geen faillissement heeft plaatsgehad of slechts één van deze twee bewijzen eist, aanvaardt deze lidstaat als voldoende bewijs voor onderdanen van andere lidstaten het overleggen van een uittreksel uit het strafregister of, bij ontbreken daarvan, van een door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van de lidstaat van herkomst of oorsprong afgegeven gelijkwaardig document waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan.
2.
Wanneer het in lid 1 bedoelde document niet door de lidstaat van herkomst of oorsprong wordt afgegeven, kan dit worden vervangen door een verklaring onder ede — of, in de lidstaten waar niet in een eed is voorzien, door een plechtige verklaring — die door de betrokken onderdaan van de andere lidstaat wordt afgelegd ten overstaan van een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie of, in voorkomend geval, van een notaris van de lidstaat van herkomst of oorsprong.
Die instantie of notaris geeft een attest af dat deze eed of deze plechtige verklaring bewijskracht geeft.
De in de eerste alinea bedoelde verklaring dat er geen faillissement heeft plaatsgehad, mag ook worden afgelegd ten overstaan van een bevoegde beroeps- of bedrijfsorganisatie van de betrokken lidstaat.
3.
De in de leden 1 en 2 bedoelde documenten en attesten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden.
4.
De lidstaten wijzen de autoriteiten en organisaties aan die bevoegd zijn voor de afgifte van de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten en stellen de overige lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis.
ledere lidstaat deelt de overige lidstaten en de Commissie tevens mede bij welke autoriteiten en organisaties de in de leden 1 en 2 bedoelde documenten tot staving van het verzoek om op het grondgebied van deze lidstaat de in artikel 2 bedoelde werkzaamheden te mogen uitoefenen, moeten worden ingediend.