Einde inhoudsopgave
Algemene Plaatselijke Verordening 2008
Artikel 4.10 Reclame op onroerende zaken
Geldend
Geldend vanaf 20-05-2020
- Redactionele toelichting
Wordt vanaf 18-03-2022 niet meer bijgewerkt. Zie voor de geldende tekst www.officielebekendmakingen.nl.
- Bronpublicatie:
22-04-2020, Gemeenteblad 2020, 123563 (uitgifte: 19-05-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-05-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-04-2020, Gemeenteblad 2020, 123563 (uitgifte: 19-05-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Openbare orde en veiligheid / Algemene plaatselijke verordening
1.
In dit artikel wordt onder reclame verstaan: het aanprijzen van of de aandacht vestigen op diensten, goederen, activiteiten, doelstellingen of namen.
2.
Het is de rechthebbende op een onroerende zaak verboden deze zaak of een daarop aanwezige zaak te gebruiken of te laten gebruiken voor het maken van reclame met behulp van een opschrift, aankondiging of afbeelding in welke vorm dan ook, die vanaf de weg of vanaf een andere voor publiek toegankelijke plaats zichtbaar is en die niet toelaatbaar is.
3.
Reclame is niet toelaatbaar als deze naar het oordeel van het college:
- a.
ontsierend is voor het stadsbeeld of afbreuk doet aan de kwaliteit van de openbare ruimte;
- b.
de veiligheid van het verkeer in gevaar kan brengen of
- c.
onevenredige hinder kan veroorzaken voor de omgeving.
4.
Reclame wordt geacht toelaatbaar te zijn als:
- a.
de rechthebbende met inachtneming van de vereisten als bedoeld in het vijfde lid mededeling heeft gedaan aan het college van het voornemen tot het aanbrengen van reclame en
- b.
voor zover het gaat om reclame als bedoeld in het derde lid, onder a, het college niet binnen vijf weken na de dag van ontvangst van deze mededeling aan de melder heeft bekendgemaakt dat de reclame niet toelaatbaar is dan wel slechts toelaatbaar is voor een beperkte termijn.
5.
Het college stelt nadere regels vast met betrekking tot de toepassing van het derde lid, onder a en stelt voorts de vereisten vast waaraan de mededeling als bedoeld in het vierde lid, onder a, moet voldoen.
6.
Voordat het college beslist op een mededeling als bedoeld in het vierde lid legt het deze zo spoedig mogelijk voor aan een commissie van onafhankelijke deskundigen die schriftelijk en binnen twee weken advies geeft.
7.
Het college kan het vragen van advies als bedoeld in het zesde lid achterwege laten als de nadere regels als bedoeld in het vijfde lid afdoende in het geval voorzien.
8.
Het derde lid, onder a, geldt niet voor bouwwerken.
9.
In een geval als bedoeld in het achtste lid merkt het college een mededeling als bedoeld in het vierde lid aan als een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht dan wel artikel 11 van de Monumentenwet.