Einde inhoudsopgave
Advocatenwet
Artikel 60e [Bevoegdheden rapporteur]
Geldend
Geldend vanaf 15-06-2002
- Redactionele toelichting
Op een procedure met betrekking tot een advocaat die wegens lichaams- of zielsgebreken niet in staat is tot behoorlijke uitoefening van de praktijk, die is aangevangen voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel, is het recht dat gold voor dit tijdstip van toepassing.
- Bronpublicatie:
28-03-2002, Stb. 2002, 184 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken: 26940)
- Inwerkingtreding
15-06-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-05-2002, Stb. 2002, 271 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Juridische beroepen / Advocaat
Staatsrecht / Rechtspraak
1.
De rapporteur alsmede de door hem aangewezen personen die hem vergezellen, is bevoegd elke plaats te betreden waarin de praktijk van de betrokken advocaat wordt uitgeoefend en zij zijn gerechtigd tot inzage van de dossiers, boeken, bescheiden en andere gegevensdragers betrekking hebbende op de praktijk van de advocaat waarvan de rapporteur de kennisneming in verband met een juiste vervulling van zijn taak nodig acht met inbegrip van die van het samenwerkingsverband waarbinnen de advocaat zijn praktijk uitoefent. De rapporteur kan de hulp van de sterke arm inroepen.
2.
De betrokken advocaat en de advocaten met wie hij een samenwerkingsverband vormt, degenen die in dienst van de advocaat of het samenwerkingsverband zijn alsmede de werkgever van de betrokken advocaat zijn verplicht alle gevraagde inlichtingen te verschaffen die de rapporteur nodig oordeelt voor zijn onderzoek en inzage te verschaffen in de in het eerste lid bedoelde gegevensdragers. Indien het onderzoek — mede — betrekking heeft op een rechtspersoon, berust op de bestuurders en commissarissen van die rechtspersoon eenzelfde verplichting.
3.
Op de advocaten met wie de betrokken advocaat een samenwerkingsverband vormt zijn de artikelen 217 tot en met 219 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.