Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) nr. 608/2013 handhaving van intellectuele-eigendomsrechten door de douane
Artikel 23 Vernietiging van goederen en inleiding van procedures
Geldend
Geldend vanaf 19-07-2013
- Bronpublicatie:
12-06-2013, PbEU 2013, L 181 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 608/2013)
- Inwerkingtreding
19-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-06-2013, PbEU 2013, L 181 (uitgifte: 29-06-2013, regelingnummer: 608/2013)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Douane (V)
1.
Goederen waarvan wordt vermoed dat ze een inbreuk zijn op een intellectuele-eigendomsrecht kunnen onder douanecontrole worden vernietigd zonder dat moet worden vastgesteld of er inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gemaakt krachtens de wetgeving van de lidstaat waar de goederen zijn aangetroffen, indien aan alle volgende voorwaarden is voldaan:
- a)
de houder van het besluit heeft de douaneautoriteiten er binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving inzake de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk van in kennis gesteld dat hij ervan overtuigd is dat er een inbreuk is gepleegd op een intellectuele-eigendomsrecht;
- b)
de houder van het besluit heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen;
- c)
de aangever of de houder van de goederen heeft de douaneautoriteiten binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen, na de kennisgeving van de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, schriftelijk in kennis gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen. Indien de aangever of de houder van de goederen de douaneautoriteiten niet binnen deze termijnen schriftelijk in kennis heeft gesteld van zijn instemming met de vernietiging van de goederen, mogen de douaneautoriteiten ervan uitgaan dat de aangever of de houder van de goederen heeft bevestigd akkoord te gaan met de vernietiging van die goederen.
Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan indien zij er niet schriftelijk binnen de onder a) en b) van de eerste alinea genoemde termijnen door de houder van het besluit van in kennis zijn gesteld dat hij ervan overtuigd is dat er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd en dat hij instemt met vernietiging, tenzij deze autoriteiten naar behoren in kennis zijn gesteld van het feit dat er een procedure is ingeleid waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd.
2.
De vernietiging van de goederen wordt uitgevoerd onder douanecontrole en onder verantwoordelijkheid van de houder van het besluit, tenzij anders is bepaald in de wetgeving van de lidstaat waar de goederen worden vernietigd. De bevoegde autoriteiten mogen monsters nemen van de goederen voordat deze worden vernietigd. Voorafgaand aan de vernietiging genomen monsters kunnen voor onderwijsdoeleinden worden gebruikt.
3.
Indien de aangever of de houder van de goederen niet schriftelijk heeft bevestigd dat hij met de vernietiging instemt en de aangever of de houder van de goederen niet is verondersteld zijn instemming met de vernietiging te hebben bevestigd, overeenkomstig lid 1, eerste alinea, onder c), en binnen de daarin bedoelde termijnen, stellen de douaneautoriteiten de houder van het besluit daar onmiddellijk van in kennis. De houder van het besluit leidt binnen tien werkdagen of, in het geval van bederfelijke goederen, binnen drie werkdagen na de kennisgeving inzake de schorsing van de vrijgave van de goederen of de vasthouding ervan, een procedure in om te bepalen of er een inbreuk is gepleegd op een intellectuele-eigendomsrecht.
4.
Behalve in het geval van bederfelijke goederen kunnen de douaneautoriteiten in passende gevallen, na een deugdelijk onderbouwd verzoek van de houder van het besluit, de in lid 3 bedoelde termijn met maximaal tien werkdagen verlengen.
5.
Zodra alle douaneformaliteiten zijn vervuld, geven de douaneautoriteiten de goederen vrij of beëindigen zij de vasthouding ervan wanneer zij niet binnen de in de leden 3 en 4 genoemde termijnen naar behoren in kennis zijn gesteld van het feit dat er overeenkomstig lid 3 een procedure is ingeleid waarmee moet worden vastgesteld of er een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht is gepleegd.