Einde inhoudsopgave
Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden
Artikel 37 [Bezoek]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2021
- Bronpublicatie:
03-04-2019, Stb. 2019, 141 (uitgifte: 12-04-2019, kamerstukken: 33844)
- Inwerkingtreding
01-01-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-10-2020, Stb. 2020, 456 (uitgifte: 18-11-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Gezondheidsrecht / Ordening en verzekering
Penitentiair recht / TBS-inrichtingen
1.
De verpleegde heeft het recht ten minste gedurende een uur per week op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen bezoek te ontvangen. In de huisregels worden regels gesteld omtrent het aanvragen van bezoek. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld aan instellingen met een bijzondere aanwijzing als bedoeld in artikel 3.3, eerste lid, over de toelating en weigering van bezoek aan ter beschikking gestelden en over de toegang van personeel werkzaam bij die instelling met het oog op de veiligheid in de instelling en de naleving van de bij of krachtens de wet gegeven regels.
2.
Het hoofd van de instelling kan het aantal tegelijk tot de verpleegde toe te laten personen beperken, indien dit noodzakelijk is in het belang van de handhaving van de orde of de veiligheid in de instelling.
3.
Het hoofd van de instelling kan de toelating tot de verpleegde van bezoek of van een bepaalde persoon of bepaalde personen telkens voor een periode van ten hoogste vier weken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid.
4.
Het hoofd van de instelling kan bepalen dat tijdens het bezoek toezicht wordt uitgeoefend, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid. Dit toezicht kan omvatten het beluisteren of opnemen van het gesprek tussen een bezoeker en de verpleegde. Tevoren wordt aan de verpleegde mededeling gedaan van de aard en de reden van het toezicht.
5.
Iedere bezoeker dient zich bij binnenkomst op deugdelijke wijze te legitimeren. Het hoofd van de instelling kan bepalen dat een bezoeker aan zijn kleding wordt onderzocht op de aanwezigheid van voorwerpen die een gevaar kunnen opleveren voor de orde of de veiligheid in de instelling. Dit onderzoek kan ook betrekking hebben op door de bezoeker meegebrachte voorwerpen. Het hoofd van de instelling is bevoegd dergelijke voorwerpen gedurende de duur van het bezoek onder zich te nemen tegen afgifte van een bewijs van ontvangst dan wel aan een opsporingsambtenaar ter hand te stellen met het oog op de voorkoming of opsporing van strafbare feiten.
6.
Het hoofd van de instelling kan het bezoek binnen de daarvoor bestemde tijd beëindigen en de bezoeker uit de instelling doen verwijderen, indien dit noodzakelijk is met het oog op een belang als bedoeld in artikel 35, derde lid.
7.
De in artikel 36, eerste lid, onder g, h, en i, onder 2°, genoemde personen en instanties hebben te allen tijde toegang tot de verpleegde. De overige in dat lid genoemde personen en instanties hebben toegang tot de verpleegde op in de huisregels vastgestelde tijden en plaatsen. Tijdens het bezoek kunnen zij zich vrijelijk met de verpleegde onderhouden, behoudens ingeval van de verpleegde een ernstig gevaar uitgaat voor de veiligheid van de bezoeker.