Einde inhoudsopgave
Besluit Jeugdwet
Artikel 2.3
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2024
- Bronpublicatie:
11-03-2024, Stb. 2024, 69 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-03-2024, Stb. 2024, 70 (uitgifte: 27-03-2024, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Veiligheid en Justitie
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Jeugdzorg
Jeugdbeleid / Algemeen
Personen- en familierecht / Kinderbescherming
Bijzonder strafrecht / Jeugdstrafrecht
1.
Bij verordening als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, van de wet wordt aandacht besteed aan de wijze waarop tariefdifferentiatie wordt bevorderd en wordt geregeld dat de prijs voor een dienst ten minste wordt gebaseerd op de volgende kostprijselementen:
- a.
kosten van beroepskrachten (cliëntgebonden en niet-cliëntgebonden);
- b.
cliëntgebonden kosten anders dan van beroepskrachten;
- c.
overheadkosten, en
- d.
kosten voor indexering.
2.
Bij ministeriële regeling van Onze Ministers kunnen regels worden gesteld over de indexering, bedoeld in het eerste lid, onderdeel d.
3.
Een verordening als bedoeld in artikel 2.11, tweede lid, van de wet verplicht het college om bij door hem gecontracteerde of gesubsidieerde aanbieders van preventie, jeugdhulpaanbieders of gecertificeerde instellingen te bedingen dat zij het verlenen van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering alleen aan derden uitbesteden indien zij die derden daarvoor een reële prijs betalen, die tot stand is gekomen met gebruikmaking van de kostprijselementen, bedoeld in het eerste lid.
4.
Het eerste tot en met derde lid gelden voor een subsidie slechts voor zover zij wordt verstrekt voor de daadwerkelijke verlening van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering aan jeugdigen of hun ouders en met de subsidie wordt beoogd de te subsidiëren diensten volledig te bekostigen.