Einde inhoudsopgave
Besluit prudentiële regels Wft
Artikel 63a [Minimumomvang toetsingsvermogen premiepensioeninstelling]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2013
- Bronpublicatie:
21-12-2012, Stb. 2012, 695 (uitgifte: 28-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2013
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-12-2012, Stb. 2012, 695 (uitgifte: 28-12-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Ondernemingsrecht / Economische ordening
Verzekeringsrecht / Algemeen
1.
De minimumomvang van het toetsingsvermogen van een premiepensioeninstelling als bedoeld in artikel 3:57, eerste lid, van de wet bedraagt twee tiende procent van het beheerde pensioenvermogen. De minimumomvang van het toetsingsvermogen bedraagt niet meer dan € 20 miljoen.
2.
In aanvulling op het eerste lid beschikt een premiepensioeninstelling naar keuze over:
- a.
een beroepsaansprakelijkheidsverzekering of een daarmee vergelijkbare voorziening die haar aansprakelijkheid dekt wegens fouten, verzuimen of nalatigheden begaan in de uitoefening van haar beroep of bedrijf en voorgevallen op het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is, voor een bedrag van ten minste vijfenzeventig honderdste procent van de waarde van het beheerde pensioenvermogen, met een minimum van € 2 miljoen en een maximum van € 20 miljoen per schadegeval, en ten minste een procent van de waarde van het beheerde pensioenvermogen, met een minimum van € 2,5 miljoen en een maximum van € 25 miljoen per jaar, voor alle schadegevallen gezamenlijk; of
- b.
een aanvulling op het toetsingsvermogen, bedoeld in het eerste lid, welke een tiende procent van de waarde van het beheerde pensioenvermogen bedraagt.
3.
Tot het beheerde pensioenvermogen wordt gerekend het vermogen onder beheer van de premiepensioeninstelling met inbegrip van de delen van het vermogen waarvan zij de bewaring heeft uitbesteed aan een pensioenbewaarder.
4.
Indien een premiepensioeninstelling pensioenvermogen beheert in opdracht van een cliënt buiten het grondgebied waarop de Overeenkomst betreffende de Europese Economische Ruimte van toepassing is, beschikt zij voor dat deel van het beheerde pensioenvermogen in afwijking van het tweede lid, aanhef, over de aanvulling op het toetsingsvermogen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel b.