Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 1107/2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad
Artikel 7 Toepassing
Geldend
Geldend vanaf 26-09-2019
- Redactionele toelichting
Wordt toegepast vanaf 27-03-2021.
- Bronpublicatie:
20-06-2019, PbEU 2019, L 231 (uitgifte: 06-09-2019, regelingnummer: 2019/1381)
- Inwerkingtreding
26-09-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-06-2019, PbEU 2019, L 231 (uitgifte: 06-09-2019, regelingnummer: 2019/1381)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Algemeen
EU-recht / Bijzondere onderwerpen
Vervoersrecht / Algemeen
EU-recht / Marktintegratie
Douane (V)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Een aanvraag voor de goedkeuring van een werkzame stof of voor een wijziging van de voorwaarden van een goedkeuring wordt door de producent van de werkzame stof bij een lidstaat (de ‘lidstaat-rapporteur’) ingediend, samen met een beknopt en een volledig dossier, zoals omschreven in artikel 8, leden 1 en 2, van deze verordening, dan wel een wetenschappelijke verantwoording waarin is aangegeven waarom bepaalde delen van die dossiers niet zijn ingediend en waaruit blijkt dat de werkzame stof voldoet aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van deze verordening. De aanvraag wordt ingediend in de gestandaardiseerde gegevensformaten, voor zover deze op grond van artikel 39 septies van Verordening (EG) nr. 178/2002, dat van overeenkomstige toepassing is, beschikbaar zijn.
Een vereniging van producenten die door de producenten met het oog op de naleving van deze verordening is aangewezen, kan een gezamenlijke aanvraag indienen.
De aanvraag wordt onderzocht door de lidstaat die de aanvrager voorstelt, tenzij een andere lidstaat bereid is de aanvraag te onderzoeken.
2.
De aanvraag kan gezamenlijk door meerdere in het kader van een co-rapporteurschapsysteem als rapporteur optredende lidstaten worden beoordeeld.
3.
Bij het indienen van zijn aanvraag kan de aanvrager verzoeken om bepaalde informatie, met inbegrip van bepaalde dossiergedeelten, op grond van artikel 63 vertrouwelijk te behandelen en houdt hij deze informatie fysiek gescheiden van de overige informatie.
De verzoeken om vertrouwelijke behandeling worden beoordeeld door de lidstaten. De lidstaten-rapporteurs besluiten na raadpleging van de Autoriteit welke informatie vertrouwelijk dient te blijven, overeenkomstig artikel 63.
De Autoriteit legt, na raadpleging van de lidstaten, praktische regelingen vast om te zorgen voor de samenhang van die beoordelingen.
4.
Bij het indienen van zijn aanvraag dient de aanvrager tegelijkertijd een volledige lijst van de overeenkomstig artikel 8, lid 2, ingediende tests en studies en een lijst van eventuele verzoeken om gegevensbescherming uit hoofde van artikel 59 in.
5.
Bij het beoordelen van de aanvraag mag de lidstaat-rapporteur te allen tijde de Autoriteit raadplegen.