Wijzigingswet Elektriciteitswet 1998 ten behoeve van het stellen van nadere regels ten aanzien van het netbeheer en de levering van elektriciteit aan beschermde afnemers
Artikel III
Geldend
Geldend vanaf 01-07-1999
- Bronpublicatie:
03-06-1999, Stb. 1999, 260 (uitgifte: 29-06-1999, kamerstukken: 26303)
- Inwerkingtreding
01-07-1999
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-1999, Stb. 1999, 261 (uitgifte: 01-01-1999, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Energierecht (V)
1.
Onze Minister kan besluiten dat afnemers, niet zijnde beschermde afnemers, tot en met 31 december 2000 verplicht zijn de uitvoering van de programma-verantwoordelijkheid over te dragen aan:
- a.
een vergunninghouder, tenzij deze de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in de onderdelen b of c,
- b.
een producent die vergunninghouder was als bedoeld in artikel 1 van de Elektriciteitswet 1989 of zijn rechtsopvolger, tenzij deze de programma-verantwoordelijkheid heeft overgedragen aan een natuurlijke persoon of rechtspersoon als bedoeld in de onderdelen a of c, of
- c.
een afnemer, leverancier of handelaar die op een verzoek daartoe door de netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet is aanvaard als programma-verantwoordelijke.
2.
De netbeheerder van het landelijk hoogspanningsnet aanvaardt het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, met inachtneming van het derde lid.
3.
De directeur van de dienst bepaalt op het tijdstip van inwerkingtreding van dit artikel het aantal programma-verantwoordelijken dat in de periode tot 31 december 2000 ten hoogste aanvaard kan worden, alsmede de wijze van verdeling van het aantal programma-verantwoordelijken, die niet mag leiden tot bevoordeling van een van de groepen, bedoeld in het eerste lid, of van leden van die groepen.
4.
Het aantal programma-verantwoordelijken en de wijze van verdeling van het aantal programma-verantwoordelijken worden bekend gemaakt in de Staatscourant.
5.
Het tweede tot en met het vierde lid vinden toepassing indien Onze Minister een besluit als bedoeld in het eerste lid heeft genomen.