Einde inhoudsopgave
Landsverordening spaarvermogensheffing [Sint Maarten]
Artikel 4 [Uitbreiding begrip rentebetaling]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
De tekst van dit artikel is gebaseerd op de tekst uit Vakstudie Belastingen van de Koninkrijksdelen buiten Europa.
- Bronpublicatie:
20-12-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, 30 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-12-2010, Afkondigingsblad van Sint Maarten 2010, 30 (uitgifte: 20-12-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Belastingen overzeese Koninkrijksdelen / Sint Maarten
1.
Voor de toepassing van deze landsverordening wordt onder rentebetaling mede verstaan:
- a.
- b.
inkomsten die zijn gerealiseerd bij de verkoop, terugbetaling of aflossing van aandelen of bewijzen van deelneming in instellingen voor collectieve belegging in effecten als bedoeld in artikel 1, onderdeel h, en artikel 3, indien deze rechtstreeks of middellijk via een andere instelling voor collectieve belegging in effecten meer dan vijfentwintig percent van hun vermogen in schuldvorderingen beleggen. De inkomsten, bedoeld in de vorige volzin, worden slechts als rentebetaling aangemerkt voorzover deze inkomsten rechtstreeks of middellijk afkomstig zijn van rentebetalingen in de zin van artikel 1, onderdeel i.
2.
Indien een inhoudingsplichtige voor de toepassing van het eerste lid, geen informatie heeft over het deel van de inkomsten dat voortkomt uit rentebetalingen, wordt het volledige bedrag aan inkomsten als rentebetaling aangemerkt.
3.
De in het eerste lid genoemde percentages worden bepaald aan de hand van de beleggingspolitiek zoals die in het fondsenreglement of de statuten van de betrokken instellingen voor collectieve belegging in effecten is neergelegd of bij ontstentenis daarvan op basis van de feitelijke samenstelling van de beleggingsportefeuille van de instellingen voor collectieve belegging in effecten. Bij ministeriële beschikking met algemene werking kunnen nadere regels worden gesteld ter bepaling van de in de eerste volzin bedoelde percentages.
4.
Niettegenstaande het derde lid wordt het percentage, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a respectievelijk onderdeel b, geacht meer dan vijftien percent respectievelijk vijfentwintig percent te bedragen, indien de inhoudingsplichtige de in het eerste lid genoemde percentages niet kan of wil bepalen.