Einde inhoudsopgave
Omgevingsbesluit
Artikel 14.11 (verwerking persoonsgegevens voor operationele werking landelijke voorziening)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
16-09-2020, Stb. 2020, 400 (uitgifte: 28-10-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Economische Zaken en Klimaat
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Algemeen
Omgevingsrecht / Omgevingswet
1.
Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verwerkt voor de inrichting, instandhouding, werking en beveiliging van de landelijke voorziening de volgende persoonsgegevens:
- a.
over bezoekers, gebruikers en medewerkers van bestuursorganen en adviseurs: gegevens die relevant zijn voor de adequate werking van de landelijke voorziening en gegevens in technische logbestanden voor onderzoek naar systeemtechnische fouten, waaronder gegevens over de herkomst en kenmerken van het netwerkverkeer, de kenmerken van de gebruikte software en hardware, het IP-adres en sessiegegevens;
- b.
over gebruikers en medewerkers van bestuursorganen en adviseurs: gegevens in auditlogbestanden voor incidentoplossing, onderzoek naar oneigenlijk gebruik en bewijsvoering in juridische geschillen of procedures, waaronder het DSO-LV-id, de gebeurtenis, de datum en het tijdstip van de gebeurtenis en het IP-adres; en
- c.
over gebruikers, initiatiefnemers en derden die direct zijn betrokken bij de activiteit waarop een bericht betrekking heeft: gegevens in auditlogbestanden voor incidentoplossing, onderzoek naar oneigenlijk gebruik en bewijsvoering in juridische geschillen of procedures, bestaande uit de gegevens, bedoeld in de artikelen 14.10, eerste lid, en 14.10a, eerste lid.
2.
De persoonsgegevens en technische logbestanden, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden ten hoogste achttien maanden in de landelijke voorziening bewaard, waarbij de sessiegegevens alleen worden bewaard tot het moment waarop de sessie wordt beëindigd. De auditlogbestanden, bedoeld in het eerste lid, onder b en c, worden ten hoogste vijf jaar in de landelijke voorziening bewaard.