Einde inhoudsopgave
Vissersvaartuigenbesluit 2002
Artikel 4.15 Koelinstallaties, koel- en vriesruimten
Geldend
Geldend vanaf 20-02-2002
- Bronpublicatie:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
20-02-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
11-01-2002, Stb. 2002, 60 (uitgifte: 19-02-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Zeevervoer
1.
Koelinstallaties zijn zodanig ontworpen, geconstrueerd, beproefd en geïnstalleerd, dat rekening wordt gehouden met de veiligheid van de installaties en tevens met mogelijke emissies van het toegepaste koelmiddel, in hoeveelheden of concentraties die gevaar inhouden voor de mens of het milieu, een en ander ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
2.
Het toe te passen koelmiddel in koel- en vriesinstallaties is ten genoegen van het Hoofd van de Scheepvaartinspectie.
3
a.
Koelinstallaties zijn voldoende beschermd tegen trillen, schokken, uitzetten, krimpen en soortgelijke omstandigheden en zijn voorzien van een automatische veiligheidsinrichting, waardoor een gevaarlijke stijging van de temperatuur en van de druk wordt voorkomen.
b.
Koelinstallaties waarin giftige of ontvlambare koelmiddelen worden gebruikt, zijn voorzien van afvoerinrichtingen die uitmonden op een plaats waar het koelmiddel geen gevaar oplevert voor het vaartuig of de opvarenden.
4
a.
Koelmachines, met inbegrip van koelers en gastanks, die giftige koelmiddelen gebruiken, zijn ondergebracht in een afzonderlijke ruimte die door gasdichte schotten van aangrenzende ruimten is gescheiden. Deze ruimte is voorzien van een lekzoeksysteem met een aanwijsinstrument dat is aangebracht naast de ingang tot deze ruimte, een onafhankelijk ventilatiesysteem en een watersproei-installatie.
b.
Indien het ten gevolge van de grootte van het vaartuig praktisch niet uitvoerbaar is dat een koelinstallatie in een afzonderlijke ruimte wordt ondergebracht, kan de installatie worden geplaatst in de ruimte voor machines, mits de hoeveelheid gebruikt koelmiddel in geval van ontsnapping van de totale hoeveelheid gas geen gevaar oplevert voor personen in de ruimte voor machines en mits een alarm is aangebracht dat bij een lekkage in die ruimte waarschuwt voor een gevaarlijke gasconcentratie.
5.
In ruimten voor koelmachines en in koel- en vriesruimten is een alarminstallatie aangebracht die in verbinding staat met het stuurhuis, het controlestation of nooduitgangen, om te voorkomen dat personen opgesloten raken. Ten minste één uitgang van een dergelijke ruimte kan van binnenuit geopend worden. Uitgangen van de ruimten waarin koelinstallaties zijn ondergebracht die giftig of ontvlambaar gas gebruiken geven waar mogelijk niet rechtstreeks toegang tot ruimten voor accommodatie.
6.
Wanneer in een koelinstallatie een voor personen schadelijk koelmiddel wordt gebruikt, zijn ten minste twee persluchttoestellen aanwezig, die te allen tijde bereikbaar zijn in geval koelmiddel ontsnapt. Voor elke tot het toestel behorende luchtcilinder is ten minste een reservecilinder met samengeperste lucht aanwezig. Persluchttoestellen die deel uitmaken van de brandweeruitrusting van het vaartuig, kunnen hiertoe worden gebruikt, mits de plaatsing daarvan zodanig is dat aan beide doeleinden kan worden voldaan.
7.
Met betrekking tot koelinstallaties zijn aan boord duidelijk zichtbaar doelmatige richtlijnen opgehangen ten behoeve van een veilige bedrijfsvoering en het optreden in noodsituaties.