Einde inhoudsopgave
Verordening (EU) 2022/2472 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
Aanhef
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2023
- Bronpublicatie:
14-12-2022, PbEU 2022, L 327 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/2472)
- Inwerkingtreding
01-01-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
14-12-2022, PbEU 2022, L 327 (uitgifte: 21-12-2022, regelingnummer: 2022/2472)
- Vakgebied(en)
Staatssteun (V)
(Voor de EER relevante tekst)
Verordening van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 108, lid 4,
Gezien Verordening (EU) 2015/1588 van de Raad van 13 juli 2015 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op bepaalde soorten horizontale steunmaatregelen (1), en met name artikel 1, lid 1, punten a) en b),
Na bekendmaking van een ontwerp van deze verordening overeenkomstig artikel 6 en artikel 8, lid 2, van Verordening (EU) 2015/1588,
Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,
Overwegende hetgeen volgt:
- (1)
Overheidsfinanciering die aan de criteria van artikel 107, lid 1, van het Verdrag voldoet, vormt staatssteun en moet krachtens artikel 108, lid 3, van het Verdrag bij de Commissie worden aangemeld. De Raad kan evenwel krachtens artikel 109 van het Verdrag categorieën steun vaststellen die van die aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld. Overeenkomstig artikel 108, lid 4, van het Verdrag kan de Commissie verordeningen betreffende die categorieën steun vaststellen. Krachtens Verordening (EU) 2015/1588 is de Commissie bevoegd om, overeenkomstig artikel 109 van het Verdrag, te verklaren dat bepaalde categorieën steun kunnen worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. Op grond van die verordening heeft de Commissie Verordening (EU) nr. 702/2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (2), vastgesteld, die van toepassing is tot en met 31 december 2022.
- (2)
Krachtens artikel 42 van het Verdrag zijn de mededingingsregels slechts in zoverre op de productie van en de handel in landbouwproducten van toepassing als door het Europees Parlement en de Raad wordt bepaald. Op grond van artikel 211 van Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad (3) zijn de staatssteunregels van toepassing op steun voor de productie van en de handel in landbouwproducten, met inachtneming van specifieke afwijkingen. In artikel 211, lid 2, van Verordening (EU) nr. 1308/2013 is bepaald dat de staatssteunregels niet van toepassing zijn op betalingen van de lidstaten voor in die verordening vastgestelde maatregelen die geheel of gedeeltelijk door de Unie worden gefinancierd, en voor de maatregelen die zijn opgenomen in de artikelen 213 tot en met 218 van die verordening. Voorts zijn de staatssteunregels op grond van artikel 145 van Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad (4) niet van toepassing op betalingen die de lidstaten overeenkomstig die verordening verrichten, noch op aanvullende nationale financiering die binnen het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag valt. Dergelijke betalingen, die bedoeld zijn om binnen het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag in aanvullende nationale financiering te voorzien, moeten aan de criteria van Verordening (EU) 2021/2115 voldoen om door de Commissie te kunnen worden goedgekeurd als onderdeel van het strategisch GLB-plan van een bepaalde lidstaat. Gaat het evenwel om maatregelen die niet binnen het toepassingsgebied van artikel 42 van het Verdrag vallen, dan zijn de staatssteunregels van toepassing, zowel op het gedeelte dat uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (‘Elfpo’) wordt gecofinancierd als op de aanvullende nationale financiering.
- (3)
Omdat de economische gevolgen van steun niet anders zijn naargelang die steun gedeeltelijk door de Unie dan wel door een lidstaat alleen wordt gefinancierd, moet het beleid van de Commissie inzake staatssteuncontrole samenhang vertonen met de steun die in het kader van het eigen gemeenschappelijk landbouw- en plattelandsontwikkelingsbeleid van de Unie wordt verleend.
- (4)
Het toepassingsgebied van deze verordening moet dan ook op dat van Verordening (EU) 2021/2115 worden afgestemd wat betreft uit het Elfpo gecofinancierde maatregelen.
- (5)
Deze verordening moet verdere vereenvoudiging mogelijk maken en moet leiden tot meer transparantie, een doeltreffender evaluatie en een betere controle van de naleving van de staatssteunregels op het nationale niveau en het niveau van de Unie, zonder dat daarbij afbreuk wordt gedaan aan de institutionele bevoegdheden van de Commissie en de lidstaten.
- (6)
De Commissie heeft de artikelen 107 en 108 van het Verdrag in tal van gevallen op de landbouw- en de bosbouwsector toegepast overeenkomstig de richtsnoeren van 2014 (5). Op die gebieden heeft zij dan ook heel wat ervaring opgedaan met steunmaatregelen die de lidstaten nog steeds bij de Commissie moeten aanmelden. Dankzij die ervaring is de Commissie nu in staat de voorwaarden waaronder bepaalde categorieën steun als verenigbaar met de interne markt kunnen worden beschouwd, beter te omschrijven en het toepassingsgebied van de groepsvrijstellingen uit te breiden, zonder dat wordt geraakt aan de transparantie en evenredigheid van de steun.
- (7)
De algemene voorwaarden voor de toepassing van deze verordening moeten worden gebaseerd op een reeks gemeenschappelijke beginselen die garanderen dat de steun een duidelijk stimulerend effect heeft, passend en evenredig is, in volledige transparantie wordt toegekend, onder een controlemechanisme valt en geregeld wordt geëvalueerd, en niet nadelig is voor de mededingings- en handelsvoorwaarden.
- (8)
Steun die voldoet aan alle voorwaarden die in deze verordening zijn vastgesteld, zowel in het algemeen als specifiek voor de desbetreffende steuncategorieën, moet worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag. Om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en het beheer te vereenvoudigen zonder evenwel de monitoring door de Commissie te verzwakken, moet bij vrijgestelde steun (zowel steunregelingen als individuele steun) specifiek naar deze verordening worden verwezen.
- (9)
Voor staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag die niet onder deze verordening valt, blijft de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag gelden. Deze verordening laat voor de lidstaten de mogelijkheid onverlet om steun aan te melden waarvan de doelstellingen in overeenstemming zijn met doelstellingen die onder deze verordening vallen.
- (10)
Gezien de grotere potentiële impact van grote regelingen op de handel en de mededinging moeten steunregelingen waarvan het budget in een bepaald jaar of in totaal groter is dan een op een absolute waarde gebaseerde drempel, in principe aan een staatssteunevaluatie worden onderworpen. In die evaluatie moet worden nagegaan of is voldaan aan de aannames en de voorwaarden die aan de verenigbaarheid van de regeling ten grondslag liggen en of de steunmaatregel doeltreffend is in het licht van de algemene en de specifieke doelstellingen ervan, en moeten indicaties worden gegeven over de impact van de regeling op de mededinging en de handel. Met het oog op gelijke behandeling moet de staatssteunevaluatie worden verricht op basis van een door de Commissie goedgekeurd evaluatieplan. Hoewel een dergelijk plan normaal gezien moet worden opgesteld op het ogenblik waarop de regeling wordt uitgewerkt en tijdig moet worden goedgekeurd opdat de regeling in werking kan treden, is dit wellicht niet in alle gevallen mogelijk.
- (11)
Daarom moet deze verordening, om de inwerkingtreding van dit soort regelingen niet te vertragen, gedurende een initiële periode van maximaal zes maanden op die regelingen van toepassing zijn. De Commissie kan besluiten deze periode te verlengen, na goedkeuring van het evaluatieplan.
- (12)
Met het oog daarop moet het evaluatieplan bij de Commissie worden aangemeld binnen twintig werkdagen na de inwerkingtreding van de regeling. De Commissie kan voorts in uitzonderlijke gevallen beslissen dat een evaluatie niet noodzakelijk is gezien de specifieke kenmerken van de zaak. De Commissie moet van de lidstaat de nodige informatie ontvangen om de beoordeling van het evaluatieplan te kunnen uitvoeren en moet onverwijld om bijkomende informatie vragen zodat de lidstaat de ontbrekende elementen kan aanvullen waardoor de Commissie een besluit kan nemen.
- (13)
Aanpassingen van te evalueren regelingen, met uitzondering van wijzigingen die geen invloed hebben op de verenigbaarheid van de steunregeling krachtens deze verordening of die de inhoud van het goedgekeurde evaluatieplan niet ingrijpend veranderen, moeten worden beoordeeld met inachtneming van de uitkomst van die evaluatie en moeten van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Aanpassingen zoals louter formele wijzigingen, administratieve wijzigingen of aanpassingen die worden aangebracht in het kader van door de Unie gecofinancierde maatregelen, dienen, in beginsel, niet te worden geacht de inhoud van het goedgekeurde evaluatieplan ingrijpend te veranderen.
- (14)
Deze verordening mag niet van toepassing zijn op steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten of op steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten. Met name mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun ter financiering van de oprichting en exploitatie van een distributienet in een andere lidstaat of een derde land. Bij steun ter financiering van de kosten van deelneming aan handelsbeurzen of van studies of consultancydiensten die noodzakelijk zijn om een nieuw of een bestaand product op een nieuwe markt in een andere lidstaat of in een derde land uit te brengen, mag het niet gaan om steun voor met de uitvoer verband houdende activiteiten.
- (15)
De Commissie moet erop toezien dat goedgekeurde steun de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, niet zodanig beïnvloedt dat het algemeen belang wordt geschaad. Daarom moet steun aan een begunstigde ten aanzien van wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Commissie waarin steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard, van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten. Wanneer het evenwel gaat om compensatiesteun in risico- en crisissituaties, zoals steun voor het herstel van door natuurrampen of plantenplagen veroorzaakte schade en steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten, is het van belang dat er snel wordt gehandeld. Daarom mag de steun in dergelijke situaties niet worden uitgesloten. Voorts mag de uitsluiting evenmin gelden voor beperkte steunbedragen voor kleine en middelgrote ondernemingen (‘kmo's’) die deelnemen aan projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (‘CLLD’) of aan projecten van operationele groepen in het kader van het Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (‘EIP’), aangezien het in de aard van die regelingen ligt dat de individuele begunstigden niet kunnen worden geïdentificeerd.
- (16)
In de regel moet steun aan ondernemingen in moeilijkheden van het toepassingsgebied van deze verordening worden uitgesloten, omdat dergelijke steun moet worden getoetst aan de richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (6). Op deze regel moeten evenwel bepaalde uitzonderingen worden vastgesteld. Ten eerste moet deze verordening op ondernemingen in moeilijkheden van toepassing zijn wanneer het gaat om steun aan kmo's die deelnemen aan of profiteren van CLLD-projecten of projecten van operationele groepen in het kader van het EIP, waarbij de individuele begunstigden van die regelingen nauwelijks kunnen worden geïdentificeerd. Ten tweede moet zij op dergelijke ondernemingen van toepassing zijn wanneer de bescherming van de volksgezondheid in het geding is, d.w.z. in het geval van steun voor de kosten van de uitroeiing van dierziekten en van steun voor het vernietigen en afvoeren van gestorven dieren. Ten derde moet deze verordening op grond van artikel 107, lid 2, punt b), van het Verdrag ook van toepassing zijn op ondernemingen in moeilijkheden wanneer steun wordt betaald voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade. Hetzelfde moet gelden in gevallen waarin een onderneming in moeilijkheden verkeert wegens schade als gevolg van gebeurtenissen waarover de betrokken onderneming geen controle heeft, namelijk ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, dierziekten, plantenplagen, door beschermde dieren veroorzaakte schade, bosbranden, rampzalige gebeurtenissen in bossen en met de klimaatverandering verband houdende gebeurtenissen in bossen.
- (17)
Als staatssteun of de daaraan verbonden voorwaarden, met inbegrip van de wijze van financiering ervan wanneer die een integrerend onderdeel van de steun vormt, leiden tot een daaraan onlosmakelijk verbonden schending van de wetgeving van de Unie, mag de steun niet verenigbaar met de interne markt worden verklaard. Daarom mag deze verordening niet van toepassing zijn op steun die onlosmakelijk met schending van de wetgeving van de Unie verbonden is.
- (18)
De handhaving van de staatssteunregels is sterk afhankelijk van de medewerking van de lidstaten. Daarom moeten de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om de naleving van deze verordening te garanderen, ook bij individuele steunverlening in het kader van regelingen die onder een groepsvrijstelling vallen.
- (19)
Gezien het hoge risico op ongunstige beïnvloeding van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt, moet de Commissie grote steunbedragen, ongeacht of die individueel dan wel gecumuleerd worden verleend, beoordelen na aanmelding daarvan. Daarom moeten voor bepaalde categorieën investeringssteun die binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallen, drempels in de vorm van een maximaal steunbedrag worden vastgesteld op een niveau dat rekening houdt met de desbetreffende steuncategorie en met de effecten die steun wellicht zal hebben op de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt. Voor steun die boven die drempels uitkomt, moet de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag blijven gelden. De in deze verordening vastgestelde drempels mogen niet worden omzeild door kunstmatige opsplitsing van steunregelingen of steunprojecten in bijv. verschillende steunregelingen of steunprojecten met soortgelijke kenmerken, doelstellingen of begunstigden. Andere categorieën steun mogen, voor zover de in deze verordening vastgestelde verenigbaarheidsvoorwaarden en maximale steunintensiteiten of maximale steunbedragen in acht worden genomen, niet worden beschouwd als een groot risico op ongunstige beïnvloeding van de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt.
- (20)
Met het oog op transparantie, gelijke behandeling en een doelmatige monitoring mag deze verordening slechts van toepassing zijn op steun waarvan het brutosubsidie-equivalent vooraf precies kan worden berekend zonder dat een risicoanalyse hoeft te worden uitgevoerd (‘transparante steun’).
- (21)
In deze verordening moet worden vastgesteld onder welke voorwaarden bepaalde specifieke steuninstrumenten, zoals leningen, garanties, belastingmaatregelen en met name terugbetaalbare voorschotten, als transparant kunnen worden beschouwd. Steun in de vorm van garanties moet als transparant worden beschouwd als het brutosubsidie-equivalent is berekend op basis van de safe-harbour-premies die voor het desbetreffende soort onderneming zijn vastgesteld. De steun moet ook als transparant worden beschouwd als de methode voor de berekening van de steunintensiteit van de staatsgarantie vóór de uitvoering van de maatregel is aangemeld bij de Commissie en door haar is goedgekeurd overeenkomstig de mededeling over garanties (7). Voor de toepassing van deze verordening mag steun in de vorm van risicofinancieringsmaatregelen en kapitaalinjecties niet als transparante steun worden beschouwd.
- (22)
Steun die anders binnen de werkingssfeer van deze verordening zou vallen maar niet transparant is, moet altijd bij de Commissie worden aangemeld. Aangemelde niet-transparante steun moet door de Commissie met name worden getoetst aan de criteria die zijn vastgesteld in de richtsnoeren van 2023 (8) of de andere toepasselijke kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.
- (23)
Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en als prikkel fungeert om activiteiten of projecten verder te ontwikkelen, mag deze verordening niet gelden voor steun voor activiteiten of projecten die de begunstigde hoe dan ook zou hebben ondernomen, zelfs zonder de steun. Voor activiteiten of projecten die de begunstigde reeds heeft ondernomen, mag geen steun met terugwerkende kracht worden toegekend. Steun mag alleen krachtens deze verordening van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag worden vrijgesteld als pas met de activiteit of de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project van start wordt gegaan nadat de begunstigde schriftelijk een steunaanvraag heeft ingediend.
- (24)
Wat betreft onder deze verordening vallende ad-hocsteun voor een begunstigde die een grote onderneming is, moet de lidstaat er niet alleen op toezien dat is voldaan aan de voor kmo's geldende voorwaarden op het gebied van het stimulerende effect, maar ook dat de begunstigde, in een intern document, de levensvatbaarheid van het gesteunde project of de gesteunde activiteit heeft onderzocht in een scenario mét en een scenario zonder steun. De lidstaat moet zich ervan vergewissen dat in dit interne document wordt bevestigd dat er sprake is van een wezenlijke toename in de reikwijdte van het project of de activiteit, een wezenlijke toename van het totale bedrag dat de begunstigde aan het gesteunde project of de gesteunde activiteit uitgeeft, of een wezenlijke verhoging van de snelheid waarmee het project of de activiteit in kwestie wordt voltooid. Het moet ook mogelijk zijn het stimulerende effect aan te tonen op grond van het feit dat het investeringsproject of de activiteit zonder de steun niet als dusdanig in het betrokken plattelandsgebied zou zijn uitgevoerd.
- (25)
Voor automatische steunregelingen in de vorm van belastingvoordelen moet nog steeds een specifieke voorwaarde betreffende het stimulerende effect gelden, aangezien de uit dit soort steunregelingen voortvloeiende steun automatisch wordt toegekend. Die specifieke voorwaarde houdt in dat deze steunregelingen moeten zijn vastgesteld voordat van start wordt gegaan met de activiteit of de werkzaamheden in het kader van het gesteunde project/de gesteunde activiteit. Deze voorwaarde mag echter niet gelden in het geval van fiscale vervolgregelingen, op voorwaarde dat de activiteit al onder de voorgaande fiscale regelingen in de vorm van belastingvoordelen viel. Voor het beoordelen van het stimulerende effect van vervolgsteunregelingen is het cruciale moment het tijdstip waarop de belastingmaatregel voor het eerst werd vastgesteld in de oorspronkelijke regeling.
- (26)
Wat betreft de Natura 2000-gebieden (9) waar aan landbouw wordt gedaan, wordt beoogd de milieuprestaties en de milieu-efficiëntie te waarborgen van ondernemingen die in de landbouwsector actief zijn. De steun per hectare moet in overeenstemming zijn met de wetgeving van de Unie en de nationale wetten van de betrokken lidstaten op het gebied van milieubescherming en moet gericht zijn op de verwezenlijking van agromilieu- en klimaatdoelstellingen, waaronder die in verband met de staat van instandhouding van de biodiversiteit van soorten en habitats, en op de vergroting van de maatschappelijke belevingswaarde van Natura 2000-gebieden.
- (27)
Met betrekking tot steun voor ruilverkaveling, steun voor voorlichtingsacties in de landbouw- en de bosbouwsector waarbij informatie ter beschikking wordt gesteld aan een onbepaald aantal begunstigden, afzetbevorderingsmaatregelen in de vorm van publicaties om landbouwproducten beter bekend te maken bij het brede publiek, steun voor het herstel van schade als gevolg van ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld en andere ongunstige weersomstandigheden, steun voor de kosten van preventie, bestrijding en uitroeiing van dierziekten of plantenplagen en voor het herstel van schade als gevolg van die dierziekten of plantenplagen, steun voor de kosten van het afvoeren en vernietigen van gestorven dieren, steun voor het herstel van door beschermde dieren veroorzaakte schade, steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000-gebieden, steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie, steun voor het herstel van door natuurrampen veroorzaakte schade en steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven en in bossen, steun voor het herstel van schade aan bossen, steun voor landbouwers die aan een kwaliteitsregeling voor katoen of levensmiddelen deelnemen en steun voor ondernemingen die deelnemen aan of profiteren van CLLD-projecten of projecten van operationele groepen in het kader van het EIP, hoeft niet te worden geëist dat die een stimulerend effect heeft of mag worden aangenomen dat dit effect bestaat als de specifieke voorwaarden zijn vervuld die voor deze categorieën steun in deze verordening zijn vastgesteld.
- (28)
Om te garanderen dat de steun evenredig is en tot het noodzakelijke bedrag beperkt blijft, moeten de maximale steunbedragen, waar mogelijk, worden uitgedrukt als steunintensiteit in verhouding tot een reeks in aanmerking komende kosten. Wanneer de maximale steunintensiteit niet kan worden vastgesteld omdat de in aanmerking komende kosten niet kunnen worden geïdentificeerd of wanneer het de bedoeling is voor kleine bedragen eenvoudigere instrumenten aan te reiken, moeten de maximale steunbedragen in de vorm van nominale bedragen worden vastgesteld om de evenredigheid van de steun te garanderen. De steunintensiteit en de maximale steunbedragen moeten op een zodanig niveau worden vastgesteld dat concurrentieverstoring in de gesteunde sector optimaal wordt beperkt en er tegelijk naar behoren werk wordt gemaakt van het vergemakkelijken van de ontwikkeling van de economische bedrijvigheid van de begunstigden in de landbouwsector, de plattelandsgebieden of de bosbouwsector. Met het oog op de samenhang met de door de Unie gefinancierde interventies voor plattelandsontwikkeling moeten de plafonds worden geharmoniseerd met de in Verordening (EU) 2021/2115 vastgestelde plafonds, voor zover dit strookt met de staatssteunbeginselen die voortvloeien uit de toepassing van artikel 107, lid 3, punt c), van het Verdrag.
- (29)
Bij de berekening van de steunintensiteit mogen alleen in aanmerking komende kosten in rekening worden genomen. Bij deze verordening mag geen steun worden vrijgesteld die de desbetreffende steunintensiteit overschrijdt doordat niet in aanmerking komende kosten in rekening worden genomen. Het bepalen van de in aanmerking komende kosten moet worden gestaafd aan de hand van duidelijk, specifiek en actueel bewijsmateriaal. De berekening moet worden gebaseerd op bedragen vóór aftrek van belastingen of andere heffingen. Van in tranches betaalde steun moet door discontering de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun worden berekend. Ook de in aanmerking komende kosten moeten worden gedisconteerd tot de waarde ervan op de datum van de toekenning van de steun. De rentevoet die voor discontering en voor de berekening van het steunbedrag moet worden gehanteerd indien de steun niet de vorm van een subsidie heeft, moet respectievelijk het disconteringspercentage en het referentiepercentage zijn dat op de datum van de toekenning van de steun van toepassing is, zoals bepaald in de mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld (10). Wordt de steun in een andere vorm dan een subsidie toegekend, dan moet het steunbedrag worden uitgedrukt als brutosubsidie-equivalent. Wanneer steun wordt toegekend in de vorm van belastingvoordelen, moeten de steuntranches worden gedisconteerd aan de hand van de disconteringspercentages die gelden op de diverse datums waarop de belastingvoordelen beginnen te spelen. Het gebruik van steun in de vorm van terugbetaalbare voorschotten moet worden bevorderd omdat dit soort risicodelende instrumenten bijdraagt tot het versterken van het stimulerende effect van de steun. Daarom moet worden bepaald dat wanneer steun in de vorm van terug te betalen voorschotten wordt toegekend, de bij deze verordening vastgestelde steunintensiteiten mogen worden verhoogd.
- (30)
In het geval van belastingvoordelen met betrekking tot in de toekomst verschuldigde belastingen is het mogelijk dat het toepasselijke disconteringspercentage en het precieze bedrag van de steuntranches vooraf niet bekend zijn. In dat geval moeten de lidstaten vooraf een maximum voor de gedisconteerde waarde van de steun bepalen dat strookt met de toepasselijke steunintensiteit. Wanneer vervolgens het bedrag van de steuntranche op een bepaald tijdstip bekend wordt, kan discontering plaatsvinden op basis van het op dat tijdstip toepasselijke disconteringspercentage. De gedisconteerde waarde van elke steuntranche moet in mindering worden gebracht op het totale maximumbedrag (‘afgetopt bedrag’).
- (31)
Om te bepalen of de drempels voor individuele aanmelding en de maximale steunintensiteiten of maximale steunbedragen die in deze verordening zijn vastgesteld, worden nageleefd, moet het totale bedrag aan staatssteun voor de gesteunde activiteit of het gesteunde project in aanmerking worden genomen. Voorts moet in deze verordening een nadere omschrijving worden gegeven van de omstandigheden waarin verschillende categorieën steun kunnen worden gecumuleerd. Krachtens deze verordening van de aanmeldingsverplichting vrijgestelde steun mag worden gecumuleerd met andere verenigbare steun die krachtens een andere verordening is vrijgesteld of door de Commissie is goedgekeurd, mits die maatregelen verschillende, identificeerbare in aanmerking komende kosten betreffen. Wanneer verschillende bronnen van steun betrekking hebben op dezelfde — elkaar geheel of gedeeltelijk overlappende — identificeerbare in aanmerking komende kosten, moet cumulering worden toegestaan tot de hoogste steunintensiteit of het hoogste steunbedrag die/dat krachtens deze verordening voor die steun geldt. In deze verordening moeten ook bijzondere regels worden vastgesteld voor cumulering van steun waarvan de in aanmerking komende kosten wél en niet kunnen worden geïdentificeerd en voor cumulering met de-minimissteun. De-minimissteun wordt vaak niet toegekend voor of is vaak niet toe te wijzen aan specifieke, identificeerbare in aanmerking komende kosten. In een dergelijk geval moet het mogelijk zijn om de-minimissteun vrij te cumuleren met staatssteun die krachtens deze verordening is vrijgesteld. Wanneer evenwel de-minimissteun wordt toegekend voor dezelfde identificeerbare in aanmerking komende kosten als waarvoor krachtens deze verordening vrijgestelde steun wordt toegekend, mag cumulatie slechts worden toegestaan tot aan de maximale steunintensiteit die in hoofdstuk III van deze verordening is vastgesteld.
- (32)
Centraal door de instellingen, agentschappen, gemeenschappelijke ondernemingen of andere organen van de Unie beheerde Uniefinanciering die niet direct of indirect onder de controle van de lidstaten valt, vormt geen staatssteun. Wanneer dit soort Uniefinanciering wordt gecombineerd met staatssteun, dient alleen met die laatste rekening te worden gehouden om te bepalen of de aanmeldingsdrempels en de maximale steunintensiteiten of de maximale steunbedragen in acht worden genomen, mits het totale bedrag aan overheidsfinanciering dat voor dezelfde in aanmerking komende kosten wordt toegekend, het gunstigste financieringspercentage dat in de toepasselijke regels van het recht van de Unie is vastgesteld, niet overschrijdt.
- (33)
Staatssteun in de zin van artikel 107, lid 1, van het Verdrag is in beginsel verboden. Krachtens artikel 107, leden 2 en 3, van het Verdrag moet, respectievelijk kan de Commissie onder bepaalde voorwaarden de lidstaten toestaan staatssteun te verlenen. Daarom is het van belang dat alle partijen kunnen nagaan of een bepaalde steun met inachtneming van de toepasselijke regels wordt toegekend. Transparantie van staatssteun is dus van essentieel belang voor de correcte toepassing van de Verdragsregels en leidt tot betere naleving van de regels, sterkere verantwoordingsplicht, peerreview en uiteindelijk tot een doelmatigere besteding van de overheidsmiddelen. Met het oog op transparantie moet van de lidstaten worden verlangd dat zij, op regionaal of nationaal niveau, uitgebreide staatssteunwebsites opzetten, waarop voor iedere krachtens deze verordening vrijgestelde steunmaatregel beknopte informatie wordt gepubliceerd. Die verplichting moet een voorwaarde zijn voor de verenigbaarheid van individuele steun met de interne markt. Volgens de in Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad (11) beschreven standaardpraktijk voor de publicatie van informatie moet een standaardformaat worden gebruikt waarmee de informatie kan worden doorzocht, gedownload en gemakkelijk op het internet kan worden gepubliceerd. De links naar de staatssteunwebsites van alle lidstaten moeten op de website van de Commissie worden bekendgemaakt. Overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2015/1588 moet de beknopte informatie over elke steunmaatregel die krachtens deze verordening is vrijgesteld, op de website van de Commissie worden bekendgemaakt.
- (34)
Met betrekking tot de bekendmaking van informatie over de toekenning van individuele steun moeten drempels worden vastgesteld waarboven die bekendmaking, rekening houdend met de omvang van de steun, als evenredig kan worden beschouwd. Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat in de periode 2014-2019, waarin de openbaarmakingsdrempel voor de primaire landbouwproductie op 60 000 EUR lag, ongeveer 30 % van de toegekende steun moest worden bekendgemaakt. Om de transparantievereisten doeltreffender te maken en aangezien het gemiddelde bedrag aan investeringssteun voor de primaire productie voor de periode 2014–2019 wordt geraamd op ongeveer 17 000 EUR, is het derhalve passend de openbaarmakingsdrempel voor de primaire landbouwproductie te verlagen tot 10 000 EUR.
- (35)
Met het oog op een doeltreffende monitoring moet overeenkomstig artikel 3, lid 2, van Verordening (EU) 2015/1588 een standaardformaat worden vastgesteld waarin de lidstaten de Commissie beknopte informatie moeten verstrekken telkens als overeenkomstig deze verordening een steunregeling wordt geïmplementeerd of individuele steun wordt toegekend buiten een steunregeling. Voorts moeten overeenkomstig artikel 5 van Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie (12) en artikel 3, lid 4, van Verordening (EU) 2015/1588 regels worden vastgesteld betreffende het verslag dat de lidstaten jaarlijks bij de Commissie moeten indienen over steun die van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag is vrijgesteld overeenkomstig de voorwaarden van deze verordening, waaronder de specifieke voorschriften voor bepaalde steuncategorieën.
- (36)
Gezien de algemene beschikbaarheid van de vereiste technologie moeten de beknopte informatie en het jaarlijks verslag in elektronische vorm aan de Commissie worden toegezonden.
- (37)
Gezien de in artikel 17 van Verordening (EU) 2015/1589 vastgestelde verjaringstermijn voor de terugvordering van steun is het passend overeenkomstig artikel 3, lid 3, van Verordening (EU) 2015/1588 regels vast te stellen betreffende de gegevens die de lidstaten moeten bijhouden over de steun die bij deze verordening is vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
- (38)
Om de doeltreffendheid van de in deze verordening uiteengezette verenigbaarheidsvoorwaarden te versterken, moet de Commissie de mogelijkheid hebben om het voordeel van de groepsvrijstelling voor toekomstige steunmaatregelen in te trekken ingeval die voorwaarden niet worden nageleefd. Wanneer de niet-naleving van deze verordening alleen betrekking heeft op een beperkte groep maatregelen of bepaalde autoriteiten, moet de Commissie de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling kunnen beperken tot bepaalde soorten steun, bepaalde begunstigden of door bepaalde autoriteiten vastgestelde steunmaatregelen. Dit soort gerichte intrekking moet een evenredige oplossing bieden die rechtstreeks verband houdt met de geconstateerde niet-naleving van deze verordening. Wanneer een steunmaatregel niet wordt aangemeld en niet voldoet aan alle voorwaarden om van aanmelding te worden vrijgesteld, gaat het om onrechtmatige steun, die de Commissie onderzoekt in het kader van de desbetreffende procedure van Verordening (EU) 2015/1589 voor niet-aangemelde steun. Wanneer niet aan de voorwaarden van hoofdstuk II wordt voldaan, doet de intrekking van het voordeel van de groepsvrijstelling ten aanzien van toekomstige steunmaatregelen geen afbreuk aan het feit dat de maatregelen uit het verleden die aan deze verordening voldeden, onder de groepsvrijstelling vielen.
- (39)
Kmo's spelen een cruciale rol bij het scheppen van arbeidsplaatsen, dragen meer algemeen bij tot de sociale stabiliteit en drijven de economie aan. Toch kan hun ontwikkeling worden geremd door marktfalen, waardoor kmo's met typische handicaps te kampen hebben. Kmo's hebben het, gezien de risicoaversie van bepaalde financiële markten en de beperkte zekerheden die zij kunnen bieden, vaak moeilijk om kapitaal of leningen te krijgen. Door hun beperkte middelen hebben zij mogelijk ook beperktere toegang tot informatie, met name over nieuwe technologie en potentiële markten. Om de ontwikkeling van de economische activiteiten van kmo's te bevorderen, moeten daarom in deze verordening bepaalde categorieën steun voor kmo's worden vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
- (40)
Om verschillen die tot concurrentieverstoringen kunnen leiden, weg te nemen, de coördinatie van de verschillende Unie-initiatieven en nationale initiatieven met betrekking tot kmo's te vergemakkelijken en de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, moet de definitie van kmo die voor de toepassing van deze verordening wordt gehanteerd, gebaseerd zijn op de definities in Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie (13).
- (41)
Om voor samenhang met het gemeenschappelijk landbouwbeleid te zorgen en de regels te vereenvoudigen in het licht van de ervaring die de Commissie met de richtsnoeren van 2014 heeft opgedaan, moet vrijstelling van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag worden verleend voor diverse categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de landbouw- en de bosbouwsector, onverminderd de toepassing van de geldende materiële regels.
- (42)
Ook moet voor ogen worden gehouden dat de landbouw- en de bosbouwsector bijzonder zijn blootgesteld aan ongunstige weersomstandigheden, dierziekten, plantenplagen en door beschermde dieren veroorzaakte schade. De ervaring leert dat deze sectoren kwetsbaarder zijn voor dergelijke gebeurtenissen en dat land- en bosbouwers door die gebeurtenissen aanzienlijke schade lijden. Steunmaatregelen voor het herstel van dergelijke schade worden derhalve beschouwd als een geschikt instrument om ondernemingen te helpen dergelijke schade te boven te komen en hun activiteiten voort te zetten. Zo zorgen zij voor de ontwikkeling van de economische activiteiten en voor de vervulling van de milieufuncties van de ecosystemen in de land- en bosbouw.
- (43)
In de landbouwsector moeten vrijstellingen gelden voor steun aan kmo's voor investeringen in de productie, verwerking en afzet van landbouwproducten, ruilverkaveling, verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen, startende ondernemingen, jonge landbouwers en kleine landbouwbedrijven, producentengroeperingen, kwaliteitsregelingen, kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties, adviesdiensten, afzetbevorderingsactiviteiten, bedrijfsvervangingsdiensten, risico- en crisisbeheer in verband met ongunstige weersomstandigheden, dierziekten, plantenplagen, door beschermde dieren veroorzaakte schade, de betaling van verzekeringspremies, financiële bijdragen aan onderlinge fondsen, de instandhouding van genetische hulpbronnen, dierenwelzijn en samenwerking. De vrijstellingen moeten ook voor ondernemingen van ongeacht welke omvang gelden ten aanzien van steun voor milieubescherming in de landbouw, steun voor investeringen voor de instandhouding van cultureel en natuurlijk erfgoed op landbouwbedrijven en in bossen, steun voor het herstel van schade als gevolg van natuurrampen in de landbouwsector, steun voor onderzoek, ontwikkeling en innovatie in de landbouw- en de bosbouwsector en steun voor de bosbouw.
- (44)
Er moeten vrijstellingen gelden voor steun voor bosbouw en bepaalde niet-agrarische activiteiten in plattelandsgebieden die worden gecofinancierd als plattelandsontwikkelingsinterventies in het kader van het Elfpo, voor steun voor kennisuitwisselings- en voorlichtingsacties, onderzoek, ontwikkeling en innovatie, ook aan de hand van ruimtegebaseerde gegevens en diensten van de EU, en voor steun voor ruilverkaveling.
- (45)
Omdat gerichte investeringssteun in de sector van de primaire landbouwproductie tot concurrentieverstoring kan leiden, mag investeringssteun die van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag is vrijgesteld, niet tot een specifiek landbouwproduct worden beperkt. Deze voorwaarde mag de lidstaten er niet van weerhouden bepaalde landbouwproducten van het toepassingsgebied van een bepaalde steunmaatregel uit te sluiten wanneer er geen gewone afzetmogelijkheden kunnen worden gevonden of wanneer er sprake is van overcapaciteit op de interne markt. Bovendien mag steun voor bepaalde soorten investeringen niet automatisch in aanmerking komen voor vrijstelling, krachtens deze verordening, van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag.
- (46)
Om te zorgen voor een passend evenwicht tussen een optimale beperking van de concurrentieverstoring en de bevordering van een efficiënt energie- en hulpbronnengebruik, mag, in het geval van met de primaire landbouwproductie verband houdende investeringen op landbouwbedrijven, slechts steun worden verleend voor investeringen in verband met de productie, op het landbouwbedrijf, van biobrandstoffen of van energie uit hernieuwbare bronnen, en slechts voor zover die productie niet groter is dan het gemiddelde jaarlijkse brandstof- of energieverbruik van het landbouwbedrijf. In die gevallen mag steun voor biobrandstoffen alleen onder deze verordening vallen voor zover die wordt toegekend voor duurzame biobrandstoffen overeenkomstig Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad (14).
- (47)
Om de aanzet te geven tot overschakeling op de productie van meer geavanceerde vormen van biobrandstoffen, als vastgelegd in de horizontale staatssteunregels op het gebied van milieu en energie, moet steun voor biobrandstoffen op basis van voedingsgewassen van deze verordening worden uitgesloten in het geval van steun voor investeringen in verband met de verwerking van landbouwproducten.
- (48)
Op grond van Verordening (EU) 2015/1588 kan de Commissie, wanneer zij over voldoende ervaring beschikt om algemene verenigbaarheidscriteria vast te stellen, bij een verordening verklaren dat bepaalde categorieën steun verenigbaar zijn met de interne markt. Gezien de ervaring die de Commissie in de periode 2014–2021 heeft opgedaan bij het toetsen van de verenigbaarheid van tal van staatssteunmaatregelen aan de richtsnoeren van 2014, kan zij nu van haar bevoegdheden gebruikmaken om vrijstelling van de aanmeldingsverplichting te verlenen voor staatssteun voor basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden die uit het Elfpo wordt gecofinancierd, voor samenwerking, voor maatregelen ter voorkoming van schade door beschermde dieren en voor het herstel van door beschermde dieren veroorzaakte schade, voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw, voor dierenwelzijnsverbintenissen, voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000-gebieden, voor agromilieuklimaatverbintenissen en voor biologische landbouw.
- (49)
Voorts kan de Commissie, wat de bosbouwsector betreft, op basis van haar ervaring met de richtsnoeren van 2014, maatregelen die uitsluitend uit nationale middelen worden gefinancierd, vrijstellen van de aanmeldingsverplichting, onverminderd de toepassing van de geldende materiële regels.
- (50)
In de periode 2014–2020 heeft de Commissie overeenkomstig de richtsnoeren van 2014 haar goedkeuring gehecht aan 52 steunregelingen ter compensatie van schade die beschermde dieren aan de landbouwsector hadden toegebracht. Door beschermde dieren veroorzaakte schade vereist dringende maatregelen van de steunverlenende autoriteiten om de productiemiddelen en de economische activiteit zo snel mogelijk te herstellen zodat de betrokken ondernemingen hun activiteiten kunnen voortzetten, en om zo de ontwikkeling van economische activiteiten te waarborgen. Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat die steun doorgaans niet tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging op de interne markt leidt, gezien het compenserende karakter ervan en het bestaan van duidelijke criteria voor de verenigbaarheid met de interne markt. Het is dan ook passend die steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (51)
Voor kmo's die actief zijn in de primaire landbouwproductie, moet steun beschikbaar zijn voor het herstel van door beschermde dieren veroorzaakte schade. De vrijstellingsvoorwaarden voor steun voor het herstel van door beschermde dieren veroorzaakte schade moeten aansluiten op de reeds gangbare praktijk voor andere compenserende steun, zoals steun ter compensatie van het verlies van vernietigde dieren of planten op basis van de marktwaarde, steun voor de betaling van veterinaire kosten of arbeidskosten en steun ter compensatie van materiële schade aan landbouwuitrusting, machines, bedrijfsgebouwen en voorraden.
- (52)
In de periode 2014–2020 heeft de Commissie overeenkomstig de richtsnoeren van 2014 haar goedkeuring gehecht aan vier steunregelingen voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de landbouw. Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat die steun doorgaans niet tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging op de interne markt leidt en tegelijk bijdraagt aan de doelstelling van het overheidsbeleid om de biodiversiteit in stand te houden. Het is dan ook passend die steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (53)
Steun voor specifieke duurzame landbouwpraktijken, zoals dierenwelzijnsverbintenissen, agromilieuklimaatverbintenissen en verbintenissen inzake biologische landbouw, houdt slechts een beperkt risico van concurrentieverstoring in. Om beter in te spelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake duurzaam geproduceerd voedsel van hoge kwaliteit, moet het voor de Commissie mogelijk zijn om dergelijke steunmaatregelen vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (54)
Tegelijk is het passend om voor dergelijke maatregelen maximale steunbedragen per eenheid vast te stellen, op basis van de ervaring die is opgedaan in het kader van de richtsnoeren van 2014. Ongeveer 64 % van alle maatregelen met agromilieuklimaatverbintenissen (die het leeuwendeel uitmaken van de maatregelen met vrijwillige verbintenissen) die in de periode van juli 2014 tot en met maart 2020 werden aangemeld, overschreed de maximumbedragen per hectare en werd dus onderworpen aan een gedetailleerde analyse om te bepalen of die hogere bedragen gerechtvaardigd waren. Met de huidige inflatie en stijgende grondstofprijzen zal deze trend zich waarschijnlijk doorzetten. De maximumbedragen per eenheid die in het kader van de richtsnoeren van 2014 waren vastgesteld, worden daarom beschouwd als geschikte drempels voor het verlenen van een groepsvrijstelling voor maatregelen in het kader waarvan vrijwillige verbintenissen worden aangegaan ten gunste van het milieu, het klimaat of het dierenwelzijn.
- (55)
In de periode 2014–2020 heeft de Commissie overeenkomstig de richtsnoeren van 2014 haar goedkeuring gehecht aan 21 steunregelingen voor dierenwelzijnsverbintenissen. Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat die steun doorgaans niet tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging op de interne markt leidt, gezien het compenserende karakter ervan en het bestaan van duidelijke criteria voor de verenigbaarheid met de interne markt. Het is dan ook passend die steun vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (56)
De Commissie heeft de artikelen 107 en 108 van het Verdrag in het kader van de richtsnoeren van 2014 toegepast op steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000-gebieden in de landbouwsector, steun voor agromilieuklimaatverbintenissen en steun voor biologische landbouw. In de periode 2014–2020 heeft de Commissie tien steunregelingen in verband met Natura 2000-gebieden in de landbouwsector, 65 steunregelingen voor agromilieuklimaatverbintenissen en 5 steunregelingen voor biologische landbouw goedgekeurd. Uit de ervaring van de Commissie blijkt dat die steunregelingen doorgaans niet tot een aanzienlijke verstoring van de mededinging leiden, vooral niet wanneer zij onder bepaalde drempels blijven, en tegelijk bijdragen aan de doelstelling van het overheidsbeleid om het milieu te beschermen. Het is dan ook passend dat de Commissie van de haar bij Verordening (EU) 2015/1588 verleende bevoegdheden gebruikmaakt ten aanzien van steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000 in de landbouwsector, steun voor agromilieuklimaatverbintenissen en steun voor biologische landbouw.
- (57)
De vrijstelling voor steun voor het opvangen van nadelen in verband met Natura 2000 in de landbouwsector, steun voor agromilieuklimaatverbintenissen en steun voor biologische landbouw mag alleen gelden voor ondernemingen die actief zijn in de sector van de primaire landbouwproductie.
- (58)
Projecten die worden gefinancierd in het kader van het Europees Innovatiepartnerschap voor productiviteit en duurzaamheid in de landbouw (‘EIP’), leiden tot innovatie in de landbouwsector en in plattelandsgebieden. Staatssteun voor ondernemingen die deelnemen aan onder artikel 127 van Verordening (EU) 2021/2115 vallende projecten van operationele groepen in het kader van het EIP, heeft weinig effect op de mededinging, met name gelet op de positieve rol die de steun speelt bij het delen van kennis, in het bijzonder voor lokale en agrarische gemeenschappen, op de collectieve aard van de steun en op de relatief beperkte omvang ervan. Deze projecten zijn van nature geïntegreerd. Ze betreffen meestal meerdere actoren en sectoren, wat problematisch kan zijn voor de indeling ervan volgens de staatssteunregels. Aangezien individuele projecten van operationele groepen in het kader van het EIP, die worden geselecteerd op basis van een meerjarige strategie voor lokale ontwikkeling die door publiek-private partnerschappen wordt vastgesteld en uitgevoerd, van lokale aard zijn en gericht zijn op gemeenschaps-, sociale, milieu- en klimaatbelangen, moeten in deze verordening bepaalde problemen die zich bij projecten van operationele groepen in het kader van het EIP voordoen, worden aangepakt om ervoor te zorgen dat die projecten gemakkelijker aan de staatssteunregels kunnen voldoen.
- (59)
Gezien de beperkte invloed op het handelsverkeer en de mededinging ingeval kleine steunbedragen worden toegekend aan ondernemingen die direct of indirect profiteren van projecten van operationele groepen in het kader van het EIP, moeten eenvoudige regels worden vastgesteld voor gevallen waarin het totale steunbedrag per project niet groter is dan een bepaald plafond.
- (60)
De Commissie heeft de artikelen 107 en 108 van het Verdrag in tal van besluiten toegepast op ondernemingen die actief zijn in de bosbouwsector, met name in het kader van de richtsnoeren van 2014. In de periode 2014–2020 heeft de Commissie overeenkomstig die richtsnoeren meer dan 200 steunregelingen voor de bosbouwsector goedgekeurd. Volgens de ervaring van de Commissie hebben de steunmaatregelen voor de bosbouw, gelet op het bestaan van duidelijke verenigbaarheidscriteria, geen significante verstoring van de mededinging op de interne markt teweeggebracht. In het licht van die ervaring en met het oog op vereenvoudiging en proceseconomie moet het bijgevolg mogelijk zijn steunmaatregelen voor de bosbouwsector vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting, ongeacht of zij wel of niet uit het Elfpo worden gecofinancierd. Het is dan ook passend dat de Commissie van de haar bij Verordening (EU) 2015/1588 verleende bevoegdheden gebruikmaakt ten aanzien van steun voor bebossing en de aanleg van beboste gronden; steun voor boslandbouwsystemen; steun voor de preventie en het herstel van schade aan bossen als gevolg van bosbranden, natuurrampen, ongunstige weersomstandigheden die met een natuurramp kunnen worden gelijkgesteld, andere ongunstige weersomstandigheden, plantenplagen en rampzalige gebeurtenissen; steun voor investeringen ter verbetering van de veerkracht en de milieuwaarde van bosecosystemen; steun voor het opvangen van gebiedsspecifieke nadelen als gevolg van bepaalde bindende voorschriften als omschreven in artikel 3 van Richtlijn 92/43/EEG en artikel 3 van Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad (15); steun voor bosmilieuklimaatdiensten en bosinstandhouding; steun voor investeringen in infrastructuur voor de ontwikkeling, modernisering of aanpassing van de bosbouwsector; steun voor investeringen in bosbouwtechnologieën en in de verwerking, mobilisering en afzet van bosbouwproducten; steun voor de instandhouding van genetische hulpbronnen in de bosbouw, aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de bosbouwsector, steun voor ruilverkaveling van bosbouwgrond en steun voor samenwerking in de bosbouwsector.
- (61)
Om groepsinitiatieven in de bosbouwsector te stimuleren, heeft de Commissie de artikelen 107 en 108 van het Verdrag toegepast op aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de bosbouwsector. In de periode 2014–2020 heeft de Commissie in vijf gevallen dergelijke steun goedgekeurd. In de landbouwsector was dergelijke steun reeds van aanmelding vrijgesteld op grond van Verordening (EU) nr. 702/2014. Daarom is het passend aanloopsteun voor producentengroeperingen en -organisaties in de bosbouwsector vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (62)
Economische diversificatie en het creëren van nieuwe economische activiteiten, waaronder activiteiten in de circulaire bio-economie, zijn van essentieel belang voor de ontwikkeling en het concurrentievermogen van plattelandsgebieden en voor kmo's, die de ruggengraat van de plattelandseconomie in de Unie zijn. Verordening (EU) 2021/2115 voorziet in maatregelen ter ondersteuning van de ontwikkeling van niet-agrarische bedrijven in plattelandsgebieden, die tot doel hebben de werkgelegenheid te bevorderen, kwaliteitsbanen in plattelandsgebieden te creëren, de reeds bestaande banen te behouden, seizoensgebonden schommelingen in de werkgelegenheid te verminderen, niet-agrarische sectoren buiten de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie te ontwikkelen en tegelijk de bedrijfsintegratie en de banden tussen de plaatselijke sectoren te stimuleren.
- (63)
Om te zorgen voor samenhang met Verordening (EU) 2021/2115 en om de regels te vereenvoudigen voor het verkrijgen van goedkeuring van staatssteun voor het gecofinancierde deel en de aanvullende nationale financiering van het strategisch GLB-plan, mag de aanmeldingsverplichting niet gelden voor verschillende categorieën steun voor kmo's die actief zijn in plattelandsgebieden, waaronder steun voor basisdiensten en infrastructuur, steun voor startende ondernemingen, steun voor samenwerking, steun voor landbouwers die tot een kwaliteitsregeling voor katoen of levensmiddelen toetreden, en steun voor voorlichtings- en afzetbevorderingsmaatregelen voor levensmiddelen die onder een kwaliteitsregeling vallen. Die steunmaatregelen moeten identiek zijn aan de onderliggende plattelandsontwikkelingsinterventies en de vrijgestelde steun mag alleen worden verleend op grond van en overeenkomstig het strategisch GLB-plan van de betrokken lidstaat.
- (64)
De Commissie heeft de artikelen 107 en 108 van het Verdrag in tal van gevallen toegepast op steun voor basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden en op steun voor samenwerking in plattelandsgebieden, met name in het kader van de richtsnoeren van 2014. In de periode 2014–2020 heeft de Commissie 27 steunregelingen voor basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden en 28 steunregelingen voor samenwerking in plattelandsgebieden goedgekeurd. Volgens de ervaring van de Commissie hebben de steunmaatregelen voor de plattelandsgebieden geen significante verstoring van de mededinging op de interne markt teweeggebracht, aangezien er duidelijke verenigbaarheidscriteria bestaan en aangezien de steun heeft bijgedragen aan economische diversificatie en aan het ontstaan van nieuwe economische activiteiten. Daarom is het passend steun voor basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden en steun voor samenwerking in plattelandsgebieden vrij te stellen van de aanmeldingsverplichting voor staatssteun.
- (65)
Steun voor basisdiensten en infrastructuur in plattelandsgebieden en steun voor samenwerking in plattelandsgebieden mogen echter alleen van de aanmeldingsverplichting worden vrijgesteld als zij deel uitmaken van een strategisch GLB-plan dat door de Commissie is gevalideerd in het kader van Verordening (EU) 2021/2115.
- (66)
Staatssteun voor kmo's die deelnemen aan in artikel 31 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad (16) bedoelde projecten voor vanuit de gemeenschap geleide lokale ontwikkeling (‘CLLD’), die in het kader van Verordening (EU) 2021/2115 Leader-projecten worden genoemd, heeft weinig effect op de mededinging, met name gelet op de positieve rol die de steun speelt bij het delen van kennis, in het bijzonder voor lokale en agrarische gemeenschappen, op de vaak collectieve aard van de steun en op de relatief beperkte omvang ervan. Die projecten zijn geïntegreerd van aard en betreffen meerdere actoren en sectoren, wat problematisch kan zijn voor de indeling ervan volgens de staatssteunregels. Aangezien individuele CLLD-projecten, die worden geselecteerd op basis van een meerjarige strategie voor lokale ontwikkeling die door publiek-private partnerschappen wordt vastgesteld en uitgevoerd, van lokale aard zijn en gericht zijn op gemeenschaps-, sociale, milieu- en klimaatbelangen, moeten in deze verordening bepaalde problemen die zich bij CLLD-projecten voordoen, worden aangepakt om ervoor te zorgen dat die projecten gemakkelijker aan de staatssteunregels kunnen voldoen. Gezien hun aard vallen gemeenten buiten het toepassingsgebied van de definitie van een kmo (publiek aandeelhouderschap). Toch spelen gemeenten vaak een cruciale rol bij de organisatie en realisatie van CLLD-projecten. Als een CLLD-project wordt uitgevoerd met het oog op een van de doelstellingen van artikel 1 van Verordening (EU) 2015/1588, moet het dan ook mogelijk zijn om een groepsvrijstelling te verlenen voor steun aan gemeenten in de context van een dergelijk project.
- (67)
Gezien de beperkte invloed op het handelsverkeer en de mededinging ingeval kleine steunbedragen worden toegekend aan kmo's die direct of indirect profiteren van CLLD-projecten, moeten eenvoudige regels worden vastgesteld voor gevallen waarin het totale steunbedrag per project niet groter is dan een bepaald plafond. Dit moet ook gelden voor gemeenten die direct of indirect profiteren van CLLD-projecten waarmee een van de doelstellingen van artikel 1 van Verordening (EU) 2015/1588 worden beoogd.
- (68)
Bij diverse categorieën steun, zoals voor onderzoek, kennisuitwisseling en voorlichting, ook aan de hand van ruimtegebaseerde gegevens en diensten van de EU, adviesdiensten, bedrijfsvervangingsdiensten in de landbouw, afzetbevordering en preventie en uitroeiing van dierziekten en plantenplagen, wordt de steun indirect aan de eindbegunstigden verleend, in natura, in de vorm van gesubsidieerde diensten. In die gevallen moet de vrijgestelde steun worden betaald aan de aanbieder van de betrokken dienst of activiteit.
- (69)
Overeenkomstig artikel 4, lid 1, van Verordening (EU) 2015/1588 moet het staatssteunbeleid periodiek worden herzien. Daarom moet de toepassingsduur van deze verordening worden beperkt. Bijgevolg moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld, met inbegrip van regels betreffende een aanpassingsperiode voor de vrijgestelde steunregelingen aan het eind van de looptijd van deze verordening. Die regels moeten de lidstaten de tijd geven om zich aan de nieuwe regeling aan te passen,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Voetnoten
PB L 248 van 24.9.2015, blz. 1.
Verordening (EU) nr. 702/2014 van de Commissie van 25 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 193 van 1.7.2014, blz. 1).
Verordening (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van een gemeenschappelijke ordening van de markten voor landbouwproducten en tot intrekking van de Verordeningen (EEG) nr. 922/72, (EEG) nr. 234/79, (EG) nr. 1037/2001 en (EG) nr. 1234/2007 van de Raad (PB L 347 van 20.12.2013, blz. 671).
Verordening (EU) 2021/2115 van het Europees Parlement en de Raad van 2 december 2021 tot vaststelling van voorschriften inzake steun voor de strategische plannen die de lidstaten in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid opstellen (strategische GLB-plannen) en die uit het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) worden gefinancierd, en tot intrekking van Verordeningen (EU) nr. 1305/2013 en (EU) nr. 1307/2013 (PB L 435 van 6.12.2021, blz. 1).
Richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2014–2020 (PB C 204 van 1.7.2014, blz. 1), gewijzigd bij de berichten in PB C 390 van 24.11.2015, blz. 4, PB C 139 van 20.4.2018, blz. 3, en PB C 403 van 9.11.2018, blz. 10, en bij de rectificatie in PB C 265 van 21.7.2016, blz. 5.
PB C 249 van 31.7.2014, blz. 1.
Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun in de vorm van garanties (PB C 155 van 20.6.2008, blz. 10).
Mededeling van de Commissie over de richtsnoeren van de Europese Unie voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden 2023 (PB C 485 van 21.12.2022, blz. 1).
Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PB L 206 van 22.7.1992, blz. 7).
PB C 14 van 19.1.2008, blz. 6.
Richtlijn (EU) 2019/1024 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 inzake open data en het hergebruik van overheidsinformatie (PB L 172 van 26.6.2019, blz. 56).
Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB L 140 van 30.4.2004, blz. 1).
Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (PB L 124 van 20.5.2003, blz. 36).
Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen (PB L 328 van 21.12.2018, blz. 82).
Richtlijn 2009/147/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 november 2009 inzake het behoud van de vogelstand (PB L 20 van 26.1.2010, blz. 7).
Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (PB L 231 van 30.6.2021, blz. 159).