Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 1:13b [Uitzondering voor aanbieden deelnemingsrechten aan gekwalificeerde beleggers]
Geldend
Geldend vanaf 06-11-2021
- Bronpublicatie:
13-10-2021, Stb. 2021, 518 (uitgifte: 02-11-2021, kamerstukken: 35858)
- Inwerkingtreding
06-11-2021
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
29-10-2021, Stb. 2021, 529 (uitgifte: 05-11-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Het ingevolge deze wet bepaalde is, onverminderd het tweede lid, ten aanzien van beheerders van beleggingsinstellingen, niet van toepassing op het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of beheren van een Nederlandse beleggingsinstelling, door een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een staat die door Onze Minister is aangewezen op grond van artikel 2:66, eerste lid, of door een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat, indien:
- a.
rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan gekwalificeerde beleggers;
- b.
de staat waar de beheerder van de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat; en
- c.
de Autoriteit Financiële Markten en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beheerder van een beleggingsinstelling zijn gevestigd een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de Autoriteit Financiële Markten in staat stelt haar toezichthoudende taken op grond van deze wet uit te voeren.
2.
Artikel 2:69 is van overeenkomstige toepassing op een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat als bedoeld in het eerste lid die tot pre-marketing aan professionele beleggers overgaat.
3.
De artikelen 3:74c, 4:37l tot en met 4:37o, 4:37q tot en met 4:37z, 5:3 en 5:25c zijn van overeenkomstige toepassing op het in Nederland aanbieden van rechten van deelneming in een beleggingsinstelling of beheren van een Nederlandse beleggingsinstelling, door een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een staat die door Onze Minister is aangewezen op grond van artikel 2:66, eerste lid, of door een beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een niet-aangewezen staat.
4.
Het ingevolge deze wet bepaalde ten aanzien van beheerders van beleggingsinstellingen is niet van toepassing op een vergunninghoudende beheerder van een beleggingsinstelling met zetel in een andere lidstaat, die in Nederland rechten van deelneming aanbiedt in een door hem beheerde beleggingsinstelling met zetel in een staat die geen lidstaat is of in een door hem beheerde feeder-beleggingsinstelling met zetel in een lidstaat met een niet-Europese master-beleggingsinstelling of met een Europese master-beleggingsinstelling die niet wordt beheerd door een vergunninghoudende Europese beheerder, indien:
- a.
rechten van deelneming uitsluitend worden aangeboden aan gekwalificeerde beleggers;
- b.
de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd niet op de lijst van niet-coöperatieve landen en gebieden van de Financial Action Task Force of diens opvolger staat;
- c.
de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder van de beleggingsinstelling is gevestigd en de toezichthoudende instantie van de staat waar de beleggingsinstelling is gevestigd een samenwerkingsovereenkomst hebben gesloten die ten minste een efficiënte informatie-uitwisseling waarborgt en die de toezichthoudende instantie van de lidstaat waar de beheerder van een beleggingsinstelling is gevestigd in staat stelt haar toezichthoudende taken uit te voeren; en
- d.
de vergunninghoudende beheerder voorafgaand aan de aanbieding zoals bedoeld in de aanhef van dit lid aan de Autoriteit Financiële Markten meldt dat hij voornemens is die aanbieding te doen, onder gelijktijdige verstrekking van een verklaring van de toezichthouder van zijn lidstaat van herkomst dat hij ten aanzien van die beleggingsinstelling een vergunning voor het aanbieden van rechten van deelneming in of voor het beheren van beleggingsinstellingen onder de richtlijn beheerders van alternatieve beleggingsinstellingen heeft.
5.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de in het eerste lid, onderdeel c, en derde lid, onderdeel c, bedoelde samenwerkingsovereenkomsten.