Einde inhoudsopgave
Wet normering topinkomens
Artikel 2.10 [Ontslagvergoeding]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2018
- Bronpublicatie:
22-03-2017, Stb. 2017, 151 (uitgifte: 11-04-2017, kamerstukken: 34654)
- Inwerkingtreding
01-01-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
31-05-2017, Stb. 2017, 239 (uitgifte: 15-06-2017, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ambtenarenrecht / Bezoldiging
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Ambtenarenrecht / Arbeidsvoorwaarden
Overheidsfinanciën / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Partijen komen geen uitkeringen overeen wegens beëindiging van het dienstverband, die gezamenlijk meer bedragen dan de som van de beloning en de voorzieningen ten behoeve van beloningen betaalbaar op termijn over de twaalf maanden voorafgaand aan de beëindiging van het dienstverband, tot ten hoogste € 75 000. In geval van een dienstverband met een kleinere omvang dan het bij de verantwoordelijke gebruikelijk voltijdse dienstverband bedragen de uitkeringen ten hoogste € 75 000, vermenigvuldigd met het aantal uren waarop het dienstverband betrekking heeft en gedeeld door het aantal uren van een voltijds dienstverband.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op voordracht van Onze Minister kan het bedrag, genoemd in het eerste lid, worden gewijzigd, indien de loonontwikkeling hiertoe aanleiding geeft.
3.
Voor de toepassing van deze wet wordt bezoldiging over een periode waarin de topfunctionaris vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband geen taken meer vervult, aangemerkt als uitkering wegens beëindiging van het dienstverband en wordt de datum waarop de topfunctionaris de uitoefening van zijn taken beëindigt aangemerkt als datum waarop het dienstverband is geëindigd.
4.
Het derde lid is niet van toepassing indien de topfunctionaris, in de periode vooruitlopend op de beëindiging van het dienstverband, geen taken meer vervult op grond van een algemene bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een van toepassing zijnde collectieve regeling die is overeengekomen met verenigingen van werknemers of ambtenaren die bevoegd zijn afspraken te maken over arbeidsvoorwaarden, of een wettelijk voorschrift.
5.
In afwijking van het eerste lid komen partijen met betrekking tot leden, onderscheidenlijk voorzitters, van de hoogst toezichthoudende organen van een rechtspersoon of instelling als bedoeld in artikel 1.2, onderdelen f, g en h, en artikel 1.3 geen uitkeringen wegens beëindiging van een dienstverband overeen die meer bedragen dan tien, onderscheidenlijk vijftien procent van de op grond van het eerste lid geldende maximale uitkeringen.