Rijksvisumwet
Artikel 15
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2018
- Bronpublicatie:
23-08-2016, Stb. 2016, 320 (uitgifte: 08-09-2016, kamerstukken: 32415)
- Inwerkingtreding
01-07-2018
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-06-2018, Stb. 2018, 178 (uitgifte: 21-06-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Burgerzaken / Reisdocumenten
1.
Onze Minister van Buitenlandse Zaken en de bevoegde autoriteiten van de landen voeren regelmatig overleg over aangelegenheden die de toepassing van deze wet ten aanzien van de landen en de openbare lichamen betreffen. Het overleg is gericht op bevordering van de eenheid van het visumbeleid, in aanmerking genomen de belangen van de landen en de openbare lichamen.
2.
Indien naar het oordeel van Onze Minister van Buitenlandse Zaken of de bevoegde autoriteiten ten aanzien van een aangelegenheid, bedoeld in het eerste lid, sprake is van ernstige bezwaren voor de buitenlandse betrekkingen, de eenheid van het visumbeleid, de doelmatigheid van de uitvoering of de belangen van de landen of de openbare lichamen en het overleg leidt niet tot overeenstemming dan kan het geschilpunt met overeenkomstige toepassing van paragraaf 2 van het Statuut voor het Koninkrijk aan de raad van ministers van het Koninkrijk worden voorgelegd.