Einde inhoudsopgave
Omgevingswet
Artikel 19.1 (begripsbepalingen en toepassingsbereik afdeling 19.1)
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2024
- Bronpublicatie:
12-02-2020, Stb. 2020, 172 (uitgifte: 17-06-2020, kamerstukken: 34986)
23-03-2016, Stb. 2016, 156 (uitgifte: 26-04-2016, kamerstukken: 33962)
- Inwerkingtreding
01-01-2024
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
05-04-2023, Stb. 2023, 113 (uitgifte: 07-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
20-03-2023, Stb. 2023, 89 (uitgifte: 22-03-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Ministerie van Veiligheid en Justitie
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Ministerie van Economische Zaken
- Vakgebied(en)
Omgevingsrecht / Omgevingswet
Milieurecht / Inrichtingen en activiteiten - algemene regels
1.
In deze afdeling wordt onder het voorkomen van de nadelige gevolgen van een ongewoon voorval ook verstaan:
- a.
het zoveel mogelijk beperken of ongedaan maken van die gevolgen,
- b.
het voorkomen dat het voorval verergert, voortduurt of zich herhaalt,
- c.
het wegnemen van de oorzaak van het voorval.
2.
In deze afdeling wordt onder de veroorzaker verstaan de natuurlijke persoon of rechtspersoon:
- a.
die de activiteit waardoor het ongewoon voorval is veroorzaakt, verricht of heeft verricht,
- b.
die houder is van een omgevingsvergunning of een andere vorm van publiekrechtelijke toestemming voor het verrichten van die activiteit,
- c.
die van de activiteit een melding als bedoeld in artikel 4.4, eerste lid, heeft gedaan,
- d.
aan wie op het tijdstip van het voorval over die activiteit een doorslaggevende economische zeggenschap was overgedragen.
3.
Deze afdeling is niet van toepassing op ongewone voorvallen waarop de Kernenergiewet van toepassing is.