Einde inhoudsopgave
Beleidsregels Buitengewoon Opsporingsambtenaar
Bijlage K Klachtafhandeling
Geldend
Geldend vanaf 30-11-2019
- Bronpublicatie:
20-11-2019, Stcrt. 2019, 65110 (uitgifte: 29-11-2019, regelingnummer: 2741222)
- Inwerkingtreding
30-11-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-11-2019, Stcrt. 2019, 65110 (uitgifte: 29-11-2019, regelingnummer: 2741222)
- Vakgebied(en)
Politierecht / Bevoegdheden
Strafprocesrecht / Voorfase
Inleiding
Het is van belang dat de werkgever van een boa beschikt over een klachtenregeling en -procedure die een behoorlijke behandeling van klachten over boa’s mogelijk maken, en dat hij op een adequate wijze informatie verstrekt over het indienen van een klacht.
Artikel 42 van het BBO schrijft voor dat de werkgever van een boa terstond een afschrift van een klacht over het optreden van een boa betreffende de uitoefening van zijn bevoegdheden als boa aan de toezichthouder en direct toezichthouder stuurt. Het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden wordt in acht genomen door de werkgever bij de afhandeling van de klacht.
Het begrip 'Bestuursorgaan'
Een gedraging van een boa wordt opgevat als een gedraging van het bestuursorgaan waaronder de boa ressorteert. Klachten over een boa kunnen worden ingediend bij de Nationale ombudsman, ook indien de ambtenaar in dienst is van een gemeente die een eigen ombudsvoorziening heeft (artikel 1a, eerste lid, onder d van de Wet Nationale ombudsman).
Indien de boa niet in dienst is van een bestuursorgaan, maar van een privaatrechtelijke organisatie (bijvoorbeeld de Stichting Landelijke Inspectie Dierenbescherming of de Vereniging Natuurmonumenten), dan rekent de Nationale ombudsman de gedragingen van de boa toe aan de Minister van Justitie en Veiligheid en derhalve acht hij zich bevoegd. Dit geldt ook voor klachten over de wijze waarop de privaatrechtelijke organisatie de klacht heeft behandeld. Deze toerekening is bedoeld als grondslag voor het indienen van een klacht bij de Nationale ombudsman. Dit is immers formeel alleen mogelijk voor gedragingen van bestuursorganen. De Minister van Justitie en Veiligheid krijgt door de toerekening van de gedragingen geen (vertegenwoordigende) rol in de klachtprocedure. De Nationale ombudsman kan zich, na ontvangst van de klacht door de minister, rechtstreeks richten tot de particuliere organisatie waar de boa in dienst is. Deze organisatie blijft verantwoordelijk voor de klachtafhandeling.
Overigens zijn er ook andere instanties waar een klacht kan worden ingediend over de wijze waarop een privaatrechtelijke organisatie een klacht over haar boa heeft behandeld, bijvoorbeeld bij de OV-Ombudsman waar het gaat om boa’s van openbaarvervoerbedrijven.
Klachtenprocedure
In hoofdstuk 9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is de procedure beschreven die moet worden gevolgd bij het indienen van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan. Voorts bevat dit hoofdstuk regels over het indienen van een klacht bij een ombudsman.
De Awb-klachtenprocedure vindt plaats voorafgaand aan een eventuele procedure bij de Nationale ombudsman. Deze is niet verplicht een klacht in behandeling te nemen, als de klager niet eerst een klacht heeft ingediend bij het verantwoordelijke bestuursorgaan. Klachten die betrekking hebben op de wijze van klachtbehandeling door het bestuursorgaan hoeven niet eerst bij het bestuursorgaan te worden ingediend.
Rol van de toezichthouder
In het BBO zijn regels gegeven over onder andere het toezicht op boa's. Voor het dagelijks functioneren van de boa is de werkgever verantwoordelijk. De toezichthouder ziet er op toe dat de boa zijn taak bij de opsporing van strafbare feiten naar behoren vervult en op een juiste wijze gebruik maakt van zijn bevoegdheden. De direct toezichthouder oefent het dagelijks toezicht uit op de juiste uitoefening van de bevoegdheden.
Als er een klacht wordt ingediend over een boa, moet bij de behandeling van de klacht ook rekening worden gehouden met artikel 42 BBO. Indien een klacht betrekking heeft op de uitoefening van bevoegdheden als boa, dan verplicht artikel 42, eerste lid, BBO de werkgever om direct een afschrift van de klacht aan de toezichthouder en de direct toezichthouder te zenden.
Ten aanzien van de routering van de klachten gelden de volgende uitgangspunten. De direct toezichthouder maakt, eventueel na overleg met de toezichthouder, de afweging of een oordeel van de direct toezichthouder of toezichthouder over de klacht gewenst is. Bejegeningsklachten worden afgedaan door de werkgever in overleg met de direct toezichthouder. Indien de klacht anderszins valt onder het dagelijks toezicht op de juiste uitoefening van bevoegdheden van de boa doet de direct toezichthouder de klacht af. De toezichthouder geeft een oordeel als de klacht de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van de bevoegdheden als boa raakt. Bij de uitoefening van bevoegdheden als boa gaat het om de uitoefening van bevoegdheden in het kader van de opsporing van strafbare feiten, dat wil zeggen de feiten tot de opsporing waarvoor een boa beëdigd is. Verder is het aan de toezichthouder om te beslissen over de vraag of het opportuun is om tot vervolging over te gaan.
Bij de bevoegdheden kan onder meer worden gedacht aan de bevoegdheden als bedoeld in artikel 7, eerste, derde en vierde lid, van de Politiewet 2012 en de eventuele toegekende bevoegdheid tot het gebruik van (een) geweldsmiddel(en).
Op grond van artikel 42, tweede lid, van het BBO moet de werkgever bij de afhandeling van de klacht het oordeel van de toezichthouder over de rechtmatigheid en behoorlijkheid van de uitoefening van bevoegdheden in acht nemen. Deze bepaling betekent in het licht van hoofdstuk 9 van de Awb dat de werkgever dit oordeel moet laten meewegen bij zijn uiteindelijke oordeel over de klacht.
Resultaat van de klachtbehandeling
Nadat een klacht is behandeld ingevolge de regels die de Awb stelt, wordt het oordeel van de toezichthouder, over de wijze waarop de boa en daarmee het bestuursorgaan zich heeft gedragen, betrokken in de afweging tot de uiteindelijke besluitvorming door het bevoegd gezag. Het oordeel van de toezichthouder heeft geen bindend karakter. Tegen een besluit inzake de behandeling van een klacht over een gedraging van een bestuursorgaan kan geen beroep worden ingesteld. De klager ontvangt altijd schriftelijk bericht over de wijze waarop zijn klacht is afgedaan. Als de klacht gegrond wordt geacht, dan verdient het aanbeveling om in de afdoeningsbrief ook in te gaan op eventuele maatregelen die naar aanleiding van de gegrondheid van de klacht worden genomen. In de afdoeningsbrief wordt de klager, onafhankelijk of de klacht al dan niet gegrond wordt geacht, gewezen op de mogelijkheid om binnen een jaar na ontvangst van de afdoeningsbrief een klacht in te dienen bij de Nationale ombudsman.
Registratie en rapportage
Op grond van artikel 9:12a van de Awb moeten schriftelijke klachten worden geregistreerd en jaarlijks geanonimiseerd worden gepubliceerd. Het verdient aanbeveling dat werkgevers aan wie ingevolge artikel 142, eerste lid, onder b, en derde lid, van het Wetboek van Strafvordering een categoriale beschikking is verleend, de informatie over de afhandeling van klachten opnemen in het door hen op te stellen jaarverslag.
Gevolgen voor de boa
De hiervoor omschreven klachtenprocedure is primair gericht op het functioneren van het bestuursorgaan. Indien wordt geoordeeld dat een klacht gegrond is, dan kan dat gevolgen hebben voor de betrokken boa. De disciplinaire c.q. tuchtrechtelijke weg die kan worden gevolgd valt buiten de reguliere klachtenprocedure en wordt in deze beleidsregels buiten beschouwing gelaten.