Einde inhoudsopgave
Benelux-verdrag inzake de intellectuele eigendom (merken en tekeningen of modellen)
Artikel 2.27 Vervallenverklaring van het recht
Geldend
Geldend vanaf 01-03-2019
- Bronpublicatie:
11-12-2017, Trb. 2018, 35 (uitgifte: 16-03-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-03-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
15-02-2019, Trb. 2019, 28 (uitgifte: 15-02-2019, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Algemeen
Intellectuele-eigendomsrecht / Modellen- en merkenrecht
1.
Een merk kan vervallen worden verklaard wanneer het, na de datum waarop het is ingeschreven:
- a.
door toedoen of nalaten van de merkhouder de in de handel gebruikelijke benaming is geworden van een waar of dienst waarvoor het is ingeschreven;
- b.
als gevolg van het gebruik dat ervan wordt gemaakt door de merkhouder, of met instemming van de merkhouder, voor de waren of diensten waarvoor het is ingeschreven, het publiek kan misleiden, met name wat betreft de aard, de hoedanigheid of de plaats van herkomst van deze waren of diensten.
2.
Een merk kan tevens vervallen worden verklaard wanneer er geen normaal gebruik van is gemaakt overeenkomstig artikel 2.23bis.
3.
Het verval van een merkrecht op grond van lid 2, kan niet meer worden ingeroepen, wanneer het merk in de periode tussen het verstrijken van de in artikel 2.23bis bedoelde periode van vijf jaren en de instelling van de vordering tot vervallenverklaring voor het eerst of opnieuw normaal is gebruikt.
Begin van gebruik of hernieuwd gebruik binnen drie maanden voorafgaand aan de instelling van de vordering tot vervallenverklaring wordt echter niet in aanmerking genomen, indien de voorbereiding van het begin van gebruik of van hernieuwd gebruik pas wordt getroffen nadat de merkhouder er kennis van heeft genomen dat een vordering tot vervallenverklaring zou kunnen worden ingesteld.
4.
De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval ingevolge lid 3 niet meer kan worden ingeroepen, kan zich niet ingevolge 2.20[lees: artikel 2.20], lid 1, sub a, b en c, verzetten tegen gebruik van een merk waarvan de aanvraag is verricht tijdens de periode waarin het oudere merkrecht vervallen kon worden verklaard op grond van lid 2.
5.
De houder van het merkrecht ten aanzien waarvan het verval ingevolge lid 3 niet meer kan worden ingeroepen, kan niet overeenkomstig het in artikel 2.28, lid 2, bepaalde de nietigheid inroepen van de inschrijving van een merk, waarvan de aanvraag is verricht tijdens de periode waarin het oudere merkrecht vervallen kon worden verklaard op grond van lid 2.