Verordening (EG) Nr. 1255/97 betreffende de communautaire criteria voor controleposten en tot aanpassing van het in Richtlijn 91/628/EEG bedoelde reisschema
Artikel 3
Geldend
Geldend vanaf 25-01-2005
- Redactionele toelichting
Deze wijziging wordt toegepast vanaf 05-01-2007.
- Bronpublicatie:
22-12-2004, PbEU 2005, L 3 (uitgifte: 05-01-2005, regelingnummer: 1/2005)
- Inwerkingtreding
25-01-2005
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2004, PbEU 2005, L 3 (uitgifte: 05-01-2005, regelingnummer: 1/2005)
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Grensbewaking
1.
De bevoegde autoriteit kent aan alle controleposten een erkenningsnummer toe. Deze erkenning kan beperkt zijn tot een bepaalde soort of tot bepaalde categorieën dieren en met een bepaalde gezondheidsstatus. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de lijst van erkende controleposten en van eventuele bijgewerkte versies.
De lidstaten stellen de Commissie tevens in kennis van de gedetailleerde regelingen, zulks met toepassing van artikel 4, lid 2, met name de periode van gebruik als controlepost en het tweevoudige doel van de erkende inrichtingen.
2.
Controleposten worden, op voorstel van de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat, volgens de in artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad, bedoelde procedure, door de Commissie op een lijst geplaatst.
3.
De lidstaten mogen een controlepost alleen voor de lijst voorstellen als de bevoegde autoriteit gecontroleerd heeft of de post aan de eisen voldoet en de post heeft goedgekeurd. Voor het toekennen van die erkenning ziet de bevoegde autoriteit als omschreven in artikel 2, lid 6, van Richtlijn 90/425/EEG, erop toe dat de controleposten voldoen aan de eisen die in bijlage I bij deze verordening staan; voorts moeten de controleposten:
- a)
gelegen zijn in een gebied waar geen verbod of beperking geldt overeenkomstig de desbetreffende communautaire wetgeving;
- b)
onder toezicht staan van een officiële dierenarts die er met name op toeziet dat de bepalingen van deze verordening worden nageleefd;
- c)
functioneren met inachtneming van alle relevante communautaire voorschriften op veterinairrechtelijk gebied en inzake de verplaatsing van dieren en de bescherming van dieren bij het slachten;
- d)
regelmatig, en wel minstens twee maal per jaar, geïnspecteerd worden om na te gaan of nog altijd wordt voldaan aan de erkenningsvoorwaarden.
4.
Een lidstaat moet in ernstige gevallen, met name inzake de gezondheid en het welzijn van de dieren, het gebruik van een op zijn grondgebied gelegen controlepost tijdelijk verbieden. Hij stelt de Commissie en de andere lidstaten in kennis van het tijdelijk verbod en de redenen daarvoor. Het tijdelijke verbod kan alleen opgeheven worden nadat de Commissie en de andere lidstaten van de redenen daarvoor in kennis zijn gesteld.
5.
De Commissie kan volgens de in artikel 31, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1/2005 bedoelde procedure het gebruik van een controlepost tijdelijk verbieden of de post van de lijst afvoeren, als de in artikel 28 van die Verordening bedoelde controles ter plaatse van de deskundigen van de Commissie uitwijzen dat de communautaire wetgeving niet is nageleefd.