Einde inhoudsopgave
Erfgoedwet
Artikel 8.4 Opsporingsambtenaren
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
09-12-2015, Stb. 2015, 511 (uitgifte: 18-12-2015, kamerstukken: 34109)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-12-2015, Stb. 2016, 14 (uitgifte: 12-01-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Ruimtelijk bestuursrecht / Erfgoed, monumenten en archeologie
Ruimtelijk bestuursrecht / Monumentenzorg
Internationaal publiekrecht / Bijzondere onderwerpen
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
Met de opsporing van de strafbaar gestelde overtredingen van het bepaalde bij of krachtens deze wet zijn, onverminderd artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering, belast:
- a.
de toezichthouders, bedoeld in artikel 8.3, voor zover zij daartoe bij besluit van Onze Minister van Veiligheid en Justitie zijn aangewezen;
- b.
de ambtenaren van de rijksbelastingdienst, bevoegd inzake douane.
2.
De ambtenaren, bedoeld in het eerste lid, onder a en b, zijn tevens belast met de opsporing van de feiten strafbaar gesteld in de artikelen 179 tot en met 182 en 184 van het Wetboek van Strafrecht, voor zover deze feiten betrekking hebben op een bevel, vordering of handeling, gedaan of ondernomen door henzelf.