Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:97 [Uitzondering o.g.v. andere vergunning]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Inwerkingtreding
15-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen die:
- a.
voor het uitoefenen van het bedrijf van financiële instelling een door de Nederlandsche Bank op grond van het Deel Prudentieel toezicht financiële ondernemingen verleende verklaring van ondertoezichtstelling hebben, voorzover het aan hen ingevolge die verklaring is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten;
- b.
voor het uitoefenen van het bedrijf van bank een door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank verleende vergunning hebben, voorzover het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan beleggingsdiensten te verlenen of beleggingsactiviteiten te verrichten.
2.
Artikel 2:96 is, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens, niet van toepassing op gemeentelijke kredietbanken ten aanzien waarvan is voldaan aan artikel 4:37, eerste lid.
3.
Artikel 2:96 is, voorzover het betreft het beheren van individuele vermogens en het adviseren over financiële instrumenten, niet van toepassing op financiële ondernemingen met zetel in Nederland die voor het beheren van een icbe een vergunning als bedoeld in artikel 2:69b, eerste lid, onderdeel a, hebben.
4.
Artikel 2:96 is niet van toepassing op financiële ondernemingen, met uitzondering van instellingen voor collectieve belegging in effecten die een beleggingsmaatschappij zijn, die een door de Autoriteit Financiële Markten verleende vergunning als bedoeld in artikel 2:65, aanhef en onderdeel a, hebben voor het beheren van beleggingsinstellingen, voor zover het betreft het adviseren over financiële instrumenten, het beheren van individueel vermogen of het in de uitoefening van beroep of bedrijf ontvangen en doorgeven van orders van cliënten met betrekking tot financiële instrumenten.
5.
Artikel 2:96 is niet van toepassing op verbonden agenten die voor rekening van de beleggingsondernemingen beleggingsdiensten verlenen als bedoeld in onderdeel a, d, e of f van de definitie van verlenen van een beleggingsdienst in artikel 1:1, indien de beleggingsondernemingen voor wie de verbonden agent deze beleggingsdiensten verlenen:
- a.
volledig voor hen verantwoordelijk zijn, in die zin dat zij er voor zorg dragen dat de verbonden agenten voldoen aan deze wet; en
- b.
de betrokken agenten als verbonden agenten hebben aangemeld bij de Autoriteit Financiële Markten.
6.
Een beleggingsonderneming die niet langer verantwoordelijk is als bedoeld in het vijfde, onderdeel a, voor een verbonden agent, geeft daarvan kennis aan de Autoriteit Financiële Markten en de betrokken verbonden agent.
7.
Artikel 2:96 is niet van toepassing op marktexploitanten met zetel in Nederland waaraan een vergunning als bedoeld in artikel 5:26, eerste lid, is verleend voor het exploiteren of beheren van een gereglementeerde markt die voornemens zijn een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren indien is voldaan aan artikel 2:99, eerste lid, onderdelen a tot en met j en l en m, en het aan hen ingevolge die vergunning is toegestaan een georganiseerde handelsfaciliteit of een multilaterale handelsfaciliteit te exploiteren.
8.
De Autoriteit Financiële Markten gaat alleen over tot inschrijving van de verbonden agent in het register als bedoeld in artikel 1:107, tweede lid, onderdeel a, onder 13°, indien de beleggingsonderneming die de betrokken verbonden agent bij de Autoriteit Financiële Markten aanmeldt aantoont dat met betrekking tot de betrokken verbonden agent zal worden voldaan aan het bepaalde ingevolge artikel 4:9, eerste lid, en 4:10.
9.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld met betrekking tot de wijze waarop de aanmelding, bedoeld in het vijfde lid, onderdeel b, plaatsvindt, de gegevens die daarbij worden verstrekt en de bescheiden die daarbij worden overgelegd.