Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake wederzijdse administratieve bijstand in belastingzaken
Artikel 3 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-1995
- Bronpublicatie:
25-01-1988, Trb. 1991, 4 (uitgifte: 07-01-1991, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-1995
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
16-01-1997, Trb. 1997, 10 (uitgifte: 01-01-1997, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Internationaal belastingrecht / Inlichtingenuitwisseling en wederzijdse bijstand
1.
Voor de toepassing van dit Verdrag wordt, tenzij het zinsverband anders vereist, verstaan onder:
- a.
de begrippen ‘verzoekende Staat’ en ‘aangezochte Staat’: respectievelijk een Partij die verzoekt om administratieve bijstand in fiscale aangelegenheden en een Partij die een verzoek om verlening van zodanige bijstand ontvangt;
- b.
het begrip ‘belasting’: iedere belasting premie of bijdrage voor de sociale zekerheid waarop het Verdrag van toepassing is ingevolge artikel 2;
- c.
het begrip ‘verschuldigde belasting’: een bedrag aan belasting, alsmede rente daarover, administratieve boetes daarmee verband houdende en kosten verbonden aan de invordering, dat is verschuldigd en nog niet is betaald;
- d.
het begrip ‘bevoegde autoriteit’: de in Bijlage B opgesomde personen en autoriteiten;
- e.
het begrip ‘onderdanen’, met betrekking tot een Partij:
- i.
alle personen die de nationaliteit van die Partij bezitten, en
- ii.
alle rechtspersonen, vennootschappen, verenigingen en andere eenheden die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in die Partij van kracht is.
Voor iedere Partij die een daartoe strekkende verklaring heeft afgelegd, worden de hierboven gehanteerde begrippen opgave zoals omschreven in Bijlage C.
2.
Voor de toepassing van het Verdrag door een Partij heeft ieder daarin niet omschreven begrip, tenzij het zinsverband anders vereist, de betekenis die het heeft krachtens de wetgeving van die Partij met betrekking tot de belastingen waarop het Verdrag van toepassing is.
3.
De Partijen stellen één van de Depositarissen in kennis van iedere wijziging die dient te worden aangebracht in de Bijlagen B en C. Een zodanige wijziging wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op het verstrijken van een tijdvak van drie maanden na de datum van ontvangst van een zodanige kennisgeving door de desbetreffende Depositaris.