Einde inhoudsopgave
Uitvoeringswet grondkamers
Artikel 3 [Benoeming en ontslag]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2012
- Bronpublicatie:
29-03-2012, Stb. 2012, 165 (uitgifte: 24-04-2012, kamerstukken: 33166)
- Inwerkingtreding
01-07-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-04-2012, Stb. 2012, 194 (uitgifte: 08-05-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Agrarisch recht / Pachtrecht
Ruimtelijk bestuursrecht / Bijzondere onderwerpen
Burgerlijk procesrecht / Algemeen
1.
Wij benoemen en ontslaan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden, de secretaris alsmede de plaatsvervangende leden en de plaatsvervangende secretarissen.
2.
De leden en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor de tijd van vijf jaren. Zij zijn bij hun aftreden opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek kunnen zij door Ons worden ontslagen.
3.
Voor de benoeming van een lid of van een plaatsvervangend lid maakt de grondkamer een aanbeveling op.
4.
Bij de benoeming van de leden en de plaatsvervangende leden dragen Wij zorg, dat in de grondkamer het belang van de pachters, noch dat van de verpachters overheerst.
5.
De in het eerste lid bedoelde personen worden voor de aanvang hunner bediening beëdigd.
6.
Bij het bereiken van de ouderdom van zeventig jaren wordt aan de voorzitter, de plaatsvervangende voorzitter, de leden en plaatsvervangende leden ontslag verleend met ingang van de eerstvolgende maand.