Einde inhoudsopgave
Binnenvaartwet
Artikel 48
Geldend
Geldend vanaf 14-03-2012
- Redactionele toelichting
In lid 1 is de zinsnede '25, vierde lid en vijfde lid, 28, zevende lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid,' in werking getreden.
- Bronpublicatie:
13-09-2007, Stb. 2007, 498 (uitgifte: 18-12-2007, kamerstukken: 30523)
- Inwerkingtreding
14-03-2012
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-02-2012, Stb. 2012, 94 (uitgifte: 13-03-2012, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Vervoersrecht / Binnenvaart
1.
Onze Minister kan aan degene die handelt in strijd met de artikelen 5, eerste lid, 6, eerste lid en zesde lid, 7, eerste lid, 8, derde lid, 10, tweede lid, 11, 12, 13, vierde lid, 21, eerste lid, 22, negende lid, 23, eerste lid, 25, vierde lid en vijfde lid, 28, zevende lid, 31, vierde lid, 33, tweede lid, 36, vierde lid, 37, tweede lid, 39c, derde lid, 39e, 43, tweede lid, en 46, tweede lid, een bestuurlijke boete opleggen.
2.
De bestuurlijke boete die ten hoogste kan worden opgelegd komt overeen met de boete van de vierde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.
3.
De op te leggen bestuurlijke boete kan met maximaal 50% worden verhoogd, indien binnen een periode van 48 maanden tweemaal voor een zelfde feit, elk afzonderlijk in een periode van maximaal 24 maanden voorafgaand aan dat feit, een boete is opgelegd en onherroepelijk is geworden. In afwijking van het tweede lid geldt deze verhoging ook voor de ten hoogste op te leggen boete.
4.
Bij ministeriële regeling worden de boetebedragen voor de beboetbare feiten vastgesteld.
5.
Geen bestuurlijke boete wordt opgelegd inzake overtredingen als bedoeld in de artikelen 25, vierde lid en vijfde lid, 28, zevende lid, 31, vierde lid, en 33, tweede lid, voor zover het betreft bij ministeriële regeling aangewezen categorieën vaarbewijzen.