Einde inhoudsopgave
Besluit radio-elektrische inrichtingen BES
Artikel 38
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Landsbesluit radio-elektrische inrichtingen, zoals gewijzigd bij het Aanpassingsbesluit openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (27-09-2010, Stb. 366). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
15-09-2010, Stb. 2010, 455 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Informatierecht / Telecommunicatie
1.
Een zendinrichting mag niet in bedrijf worden genomen alvorens deze door of namens Onze Minister is goedgekeurd. De verlening van de goedkeuring geschiedt door afgifte van een bewijs van goedkeuring waarin in elk geval zijn opgenomen:
- a.
de identificatie van de houder van de concessie, machtiging, aanvullende machtiging of ontheffing, op wiens naam het bewijs is gesteld;
- b.
de identificatie van de inrichting waarvoor het bewijs is afgegeven;
- c.
de omschrijving van de apparatuur die deel uitmaakt van de zendinrichting;
- d.
de insteltechnische parameters van de apparatuur die deel uitmaakt van de zendinrichting;
- e.
de kwaliteit van de signalen die door de zendinrichting worden uitgezonden.
2.
Om in aanmerking te komen voor een bewijs van goedkeuring dient bij de keuring de machtiginghouder ten genoegen van de toezichthoudende ambtenaar aan te tonen dat de inrichting aan de bij of krachtens dit besluit gestelde eisen en aan andere van toepassing zijnde wettelijke of internationale voorschriften voldoet.
3.
Een bewijs van goedkeuring wordt opgesteld volgens een door Onze Minister vastgesteld model.
4.
Bij elke goedgekeurde zendinrichting dient steeds het bewijs van goedkeuring of een namens Onze Minister gewaarmerkt afschrift daarvan aanwezig te zijn.
5.
De afgegeven bewijzen van goedkeuring worden vanwege Onze Minister geregistreerd volgens door deze te stellen regels.
6.
Het bewijs van goedkeuring voor een zendinrichting als bedoeld in het eerste lid vervalt:
- a.
vijf jaren na de datum van zijn uitreiking of zoveel eerder als de concessie, machtiging, aanvullende machtiging of ontheffing vervalt of wordt ingetrokken;
- b.
indien wijzigingen worden aangebracht in de zendinrichting;
- c.
indien de toezichthoudende ambtenaar constateert dat de zendinrichting niet of niet meer voldoet aan de gestelde technische eisen.
7.
Het bepaalde in het zesde lid, aanhef en onderdelen b en c, vindt eerst toepassing na zes weken ten einde de houder van de concessie, machtiging, aanvullende machtiging of ontheffing in de gelegenheid te stellen de nodige acties te ondernemen opdat binnen die periode de afgifte van een nieuw bewijs van goedkeuring kan plaatsvinden. Indien aan deze bepaling niet wordt voldaan dan dient het gebruik van de zendinrichting te worden gestaakt totdat voldaan is aan het gestelde in het eerste lid van dit artikel.
8.
Indien naar het oordeel van Onze Minister de in het zevende lid genoemde periode van zes weken te kort is, kan hij deze zodanig verlengen dat de betrokkene alsnog een redelijke termijn wordt gegund om de in het vijfde lid bedoelde acties te ondernemen.