Einde inhoudsopgave
Wetboek van Strafvordering BES
Artikel 261
Geldend
Geldend vanaf 10-10-2010
- Redactionele toelichting
Tekstplaatsing van het Wetboek van Strafvordering van de Nederlandse Antillen, zoals gewijzigd bij de Aanpassingswet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba (17-05-2010, Stb. 350) en de Aanpassingsregeling BES-wetten (28-09-2010, Stcrt. 15040). Tijdstip iwtr.: 00.00 uur in Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 06.00 uur in het Europese deel van Nederland.
- Bronpublicatie:
27-09-2010, Stb. 2010, 529 (uitgifte: 01-10-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
10-10-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-09-2010, Stb. 2010, 389 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht / Algemeen
1.
Wanneer een getuige met het oog op een door hem af te leggen verklaring ernstig wordt bedreigd, kan de rechter-commissaris, op de vordering van de officier van justitie of op het verzoek van de getuige, bepalen dat de getuige op zodanige wijze wordt verhoord, dat zijn identiteit geheel verborgen blijft.
2.
Ernstige bedreiging in de zin van het eerste lid kan slechts worden aangenomen, indien:
- a.
de getuige met het oog op de door hem af te leggen verklaring zich zodanig bedreigd kan achten dat, naar redelijkerwijze moet worden aangenomen, ernstig voor het leven, de gezondheid of het maatschappelijk functioneren van de getuige of van een andere persoon moet worden gevreesd,
- b.
de getuige te kennen heeft gegeven vanwege die bedreiging anders geen verklaring te willen afleggen, en
- c.
er een gegrond vermoeden bestaat dat de getuige deswege niet ter terechtzitting zal kunnen verschijnen.
3.
Het eerste lid blijft buiten toepassing, indien het verhoor een misdrijf betreft, waarvoor geen voorlopige hechtenis is toegelaten.
4.
Bij toepassing van het eerste lid ziet de rechter-commissaris erop toe, dat de getuige bij gelegenheid van het verhoor tegen herkenning wordt beschermd. In uitzonderlijke gevallen kan hij bepalen dat de verdachte en diens raadsman het verhoor van de getuige niet zullen bijwonen. In dat geval zal de officier van justitie daarbij ook niet tegenwoordig zijn. De rechter-commissaris stelt hun zodra mogelijk in kennis van de inhoud van de door de getuige afgelegde verklaringen. Zij worden in de gelegenheid gesteld zoveel mogelijk de vragen op te geven, die zij gesteld wensen te zien. Tenzij het belang van het onderzoek geen uitstel van het verhoor gedoogt, kunnen vragen reeds voor de aanvang van het verhoor worden opgegeven. Het proces-verbaal van verhoor wordt naar de vorm van vraag en antwoord ingericht. De persoonsgegevens van de getuige, bedoeld in artikel 230, worden niet in het proces-verbaal van verhoor opgenomen.
5.
Voorafgaand aan het verhoor, bedoeld in het vierde lid, toetst de rechter-commissaris de bezwaren van de getuige tegen onthulling van diens identiteit. Deze bezwaren worden in het proces-verbaal vermeld. De rechter-commissaris verantwoordt daarin of hij de bezwaren gegrond acht.
6.
De getuige die op de voet van het vierde lid zal worden verhoord, wordt door de rechter-commissaris in verband met artikel 250, eerste lid, beëdigd. Daarvan wordt in het proces-verbaal melding gemaakt. Artikel 250, tweede en derde lid, is van toepassing.
7.
Wanneer de rechter-commissaris van oordeel is dat ernstige bedreiging in de zin van het eerste lid niet kan worden aangenomen, en de getuige volhardt in zijn wens anoniem te blijven, beslist de rechter-commissaris dat de getuige zal worden verhoord zonder toepassing van het vierde lid, tenzij de officier van justitie zich daartegen verzet, in welk geval wordt afgezien van verhoor van de getuige.
8.
In bijzonder spoedeisende gevallen, waarin het verhoor door de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht, kan de getuige ook door een opsporingsambtenaar worden verhoord, doch alleen op grond van verkregen toestemming door de rechter-commissaris. Het in het eerste tot en met zevende lid bepaalde vindt zoveel mogelijk overeenkomstige toepassing.
9.
Toepassing van dit artikel vindt, voor zoveel nodig, plaats in afwijking van het bepaalde omtrent het verhoor van de getuige en de daaraan door de verdachte of diens raadsman te ontlenen bevoegdheden.