Einde inhoudsopgave
Wet op het primair onderwijs
Artikel 161 Overleg onderwijsachterstandenbeleid
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2022
- Redactionele toelichting
Voorheen art. 167a.
- Bronpublicatie:
25-02-2021, Stb. 2021, 171 (uitgifte: 07-04-2021, kamerstukken: 35605)
- Inwerkingtreding
01-04-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
08-03-2022, Stb. 2022, 114 (uitgifte: 16-03-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Onderwijsrecht / Primair onderwijs
1.
Het college van burgemeester en wethouders en de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente voeren tenminste jaarlijks overleg over het voorkomen van segregatie, het bevorderen van integratie en het bestrijden van onderwijsachterstanden, de afstemming over inschrijvings- en toelatingsprocedures en het uit het overleg voortvloeiende voorstel van het bevoegd gezag van in de gemeente gevestigde scholen om tot een evenwichtige verdeling van leerlingen met een onderwijsachterstand over de scholen te komen. Het overleg is gericht op het maken van afspraken over de in de eerste volzin bedoelde onderwerpen. Deze afspraken hebben zoveel mogelijk het karakter van meetbare doelen. De inspectie rapporteert jaarlijks over de mate waarin die doelen worden bereikt. Het college van burgemeester en wethouders kan de uitkomsten van het verplichte op overeenstemming gerichte overleg omzetten in bindende afspraken over onder andere de te realiseren prestaties en inspanningen, die — alvorens de afspraken tot stand komen — aan alle partijen worden voorgelegd. Indien het overleg over de voorgenomen bindende afspraken niet tot overeenstemming leidt, schrijft het college van burgemeester en wethouders een nieuw overleg uit, waarbij het initiatieven neemt tot het bereiken van een zo groot mogelijke consensus. Indien ook dit overleg niet tot overeenstemming leidt, vraagt het college van burgemeester en wethouders of een van de bevoegde gezagsorganen aan de geschillencommissie, bedoeld in het tweede lid, om een bindend advies. De geschillencommissie brengt binnen 4 weken aan het college van burgemeester en wethouders dan wel aan het bevoegd gezag dat om het advies heeft verzocht, een bindend advies uit. Het college van burgemeester en wethouders maakt dit advies bekend aan de bevoegde gezagsorganen van de scholen en de kinderopvang, bedoeld in de Wet kinderopvang in de gemeente.
2.
Onze Minister stelt een geschillencommissie in.
3.
De commissie bestaat uit een voorzitter en 4 leden, die allen door Onze Minister worden benoemd. De 4 leden worden benoemd op voordracht van de gezamenlijke besturenorganisaties en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. De voorzitter is een jurist.
4.
De voorzitter en de leden worden benoemd voor een termijn van 4 jaar. Zij zijn opnieuw benoembaar. Op eigen verzoek wordt aan hen ontslag verleend.