Einde inhoudsopgave
Verdrag tussen de Regering van het Koninkrijk der Nederlanden en de Regering van Macedonië inzake sociale zekerheid
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2007
- Bronpublicatie:
17-10-2005, Trb. 2005, 326 (uitgifte: 14-12-2005, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2007
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
09-03-2007, Trb. 2007, 41 (uitgifte: 01-01-2007, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationale sociale zekerheid / Algemeen
1.
Voor de toepassing van dit Verdrag en tenzij uit de context anders blijkt, wordt onder de volgende termen verstaan:
- (1)
‘onderdaan’: wat betreft Macedonië, een persoon met de Macedonische nationaliteit, wat betreft Nederland, een persoon met de Nederlandse nationaliteit;
- (2)
‘werknemer’, een persoon die legaal werkzaam is bij een werkgever alsmede iedere persoon die krachtens de toegepaste wetgeving wordt aangemerkt als werknemer;
- (3)
‘zelfstandige’, een persoon die zonder een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verricht of een beroep uitoefent voor zijn of haar eigen rekening;
- (4)
‘wetgeving’: de wetten en andere voorschriften die betrekking hebben op de in artikel 2 bedoelde stelsels en takken van sociale zekerheid;
- (5)
‘bevoegde autoriteit’, met betrekking tot Macedonië, het ministerie van Arbeid en Sociaal Beleid en het ministerie van Volksgezondheid, en met betrekking tot Nederland, de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en, voor zover het verstrekkingen uit hoofde van de wetgeving inzake ziekteverzekering betreft, de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport;
- (6)
‘bevoegd orgaan’: het orgaan dat is belast met de uitvoering van de in artikel 2 omschreven wetgeving of een gedeelte daarvan;
- (7)
‘bevoegde staat’, de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan het bevoegde orgaan is gevestigd;
- (8)
‘verzekeringstijdvak’, een tijdvak van betaling van premie of bijdrage, een tijdvak van arbeid, een tijdvak van wonen of enig ander tijdvak dat als verzekeringstijdvak wordt omschreven, erkend of aangemerkt krachtens de wetgeving die op die persoon van toepassing is gedurende bedoeld tijdvak;
- (9)
‘prestatie’, ‘verstrekking’, ‘pensioen’ of ‘bijslag’, een uitkering, verstrekking, pensioen of bijslag, waarin wordt voorzien door de wetgeving van een van de Verdragsluitende Partijen met inbegrip van alle aanvullingen of verhogingen die op dergelijke uitkeringen, verstrekkingen, pensioenen of bijslagen van toepassing zijn uit hoofde van de wetgeving bedoeld in artikel 2;
- (10)
‘gezinslid’, een persoon die als zodanig wordt omschreven of aangemerkt in de wetgeving van de Verdragsluitende Partij op het grondgebied waarvan deze persoon woont;
- (11)
‘woonplaats’, de plaats waar een persoon gewoonlijk woont;
- (12)
‘verblijfplaats’, de plaats waar een persoon tijdelijk verblijft;
- (13)
‘orgaan van de woonplaats’, het orgaan dat ter plaatse waar de rechthebbende woont, krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan;
- (14)
‘orgaan van de tijdelijke verblijfplaats’: het orgaan dat ter plaatse waar de rechthebbende tijdelijk verblijft, krachtens de wetgeving van de Verdragsluitende Partij die door dit orgaan wordt toegepast bevoegd is de desbetreffende prestaties te verlenen, of, indien een dergelijk orgaan niet bestaat, het door de bevoegde autoriteit van de betrokken Verdragsluitende Partij aangewezen orgaan.
2.
Andere termen en uitdrukkingen die in dit Verdrag worden gebruikt hebben de betekenis die daaraan in de wetgeving die wordt toegepast, wordt toegekend.