Einde inhoudsopgave
Mijnbouwwet
Artikel 98 [Afdracht aan de staat]
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
13-10-2022, Stb. 2022, 438 (uitgifte: 07-11-2022, kamerstukken: 35531)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
18-04-2023, Stb. 2023, 140 (uitgifte: 25-04-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Mijnbouw
Energierecht (V)
1.
De houder van een vergunning tot het winnen van andere delfstoffen dan koolwaterstoffen is jaarlijks een afdracht verschuldigd aan de staat, voorzover dit in aan de vergunning verbonden voorschriften is bepaald. De afdracht wordt afgestemd op de omvang van of de voordelen behaald met het winnen en de daarmee samenhangende activiteiten.
2.
De houder van een opslagvergunning is jaarlijks een afdracht verschuldigd aan de staat, voorzover dit in aan de vergunning verbonden voorschriften is bepaald. De afdracht wordt afgestemd op de omvang van of de voordelen behaald met het opslaan en de daarmee samenhangende activiteiten.
3.
De houder van een vergunning als bedoeld in het eerste of tweede lid die een terrein binnen een provincie in gebruik heeft, waarbinnen voor het winnen of het opslaan benodigde mijnbouwwerken aanwezig zijn, is een eenmalige afdracht verschuldigd aan de provincie, voorzover dit in aan de vergunning verbonden voorschriften is bepaald. De afdracht wordt afgestemd op de regeling in afdeling 5.1.2.
4.
Indien de vergunning wordt gehouden door meer dan een natuurlijke persoon of rechtspersoon, wordt in aan de vergunning te verbinden voorschriften bepaald in hoeverre ieder van deze personen een afdracht als bedoeld in het eerste tot en met derde lid verschuldigd is.