Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 2:121b [Instemming DNB. Mededeling aan toezichthoudende instantie]
Geldend
Geldend vanaf 13-01-2019
- Bronpublicatie:
19-12-2018, Stb. 2018, 515 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken: 34934)
- Inwerkingtreding
13-01-2019
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
19-12-2018, Stb. 2018, 517 (uitgifte: 28-12-2018, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
De Nederlandsche Bank stemt in met een voornemen als bedoeld in artikel 2:121a, eerste lid, tenzij, gelet op het voornemen van de premiepensioeninstelling, haar bedrijfsvoering of financiële positie niet toereikend is, of de geschiktheid of betrouwbaarheid van een persoon die het dagelijks beleid bepaalt niet buiten twijfel staat.
2.
Indien de Nederlandsche Bank instemt met het voornemen, deelt zij dit besluit onverwijld mee aan de toezichthoudende instantie in de staat waar de premiepensioeninstelling voornemens is haar bedrijf uit te oefenen. De Nederlandsche Bank zendt een afschrift van de mededeling aan de premiepensioeninstelling.
3.
Indien de toezichthoudende instantie, bedoeld in het vorige lid, de Nederlandsche Bank in kennis stelt van de op de bedrijfspensioenvoorziening toepasselijke bepalingen van de sociale en arbeidswetgeving die gelden voor de uitvoering van de pensioenregeling, of van de voorschriften inzake belegging en informatieverschaffing die krachtens het recht van de desbetreffende staat worden toegepast, deelt de Nederlandsche Bank deze aan de premiepensioeninstelling mede.
4.
De premiepensioeninstelling kan zes weken na de mededeling, bedoeld in het tweede lid, of zodra zij de mededeling , bedoeld in het derde lid, heeft ontvangen, overgaan tot het uitvoeren van de pensioenregeling.