Einde inhoudsopgave
Subsidieregeling opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse
Artikel 5.4 (subsidiabele kosten realisatie waterstofproductie-installatie)
Geldend
Geldend van 30-09-2023 tot 30-09-2028
- Bronpublicatie:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Inwerkingtreding
30-09-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-09-2023, Stcrt. 2023, 27014 (uitgifte: 29-09-2023, regelingnummer: WJZ/ 36713828)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Energie
Bestuursprocesrecht / Algemeen
Energierecht / Energieopwekking
1.
Als subsidiabele kosten komen uitsluitend de kosten in aanmerking die nodig zijn voor de realisatie van de waterstofproductie-installatie.
2.
Kosten die in ieder geval in aanmerking kunnen komen, zijn kosten van investeringen in:
- a.
gronden en gebouwen;
- b.
machines en apparatuur, waaronder batterijen met een maximaal vermogen van 1 MW per MW nominaal elektrisch inputvermogen van de elektrolyser en een maximale opslagcapaciteit van 2 MWh per MW nominaal elektrisch inputvermogen van de elektrolyser;
- c.
een opslagvoorziening van de hoeveelheid waterstof in kg die de waterstofproductie-installatie in een periode van 24 uur kan produceren;
- d.
materialen of hulpmiddelen;
- e.
immateriële activa;
- f.
aanleg van infrastructuur voor de verbinding van de waterstofproductie-installatie met het elektriciteitsnet en de waterstoftransportleidingen.
3.
De volgende kosten komen niet in aanmerking:
- a.
kosten van omzetbelasting die de subsidieaanvrager in aftrek kan brengen;
- b.
kosten die de subsidieaanvrager heeft gemaakt voordat de aanvraag voor subsidie is ingediend.