Einde inhoudsopgave
Uitvoeringsregeling Douane- en Accijnswet BES
Artikel 2.44
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2011
- Redactionele toelichting
Tijdstip iwtr.: 00:00 uur in de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba. 05:00 uur in het Europese deel van Nederland. Deze regeling is herplaatst (04-02-2011).
- Bronpublicatie:
23-12-2010, Stcrt. 2010, 21153 (uitgifte: 29-12-2010, regelingnummer: DV/2010/483)
- Inwerkingtreding
01-01-2011
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-12-2010, Stb. 2010, 848 (uitgifte: 01-01-2010, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Afhankelijke geldigheid
Treedt tegelijk in werking met de Douane- en Accijnswet BES (16-12-2010, Stb. 846).
- Vakgebied(en)
Belastingen van lagere overheden (V)
Belastingrecht algemeen (V)
Douane (V)
1.
Voor goederen die ten doorvoer worden aangegeven, wordt de aangifte ingediend door de persoon die daartoe krachtens artikel 2.27, derde en vierde lid, van de wet bevoegd is.
2.
De inspecteur kan, met toepassing van artikel 2.12 van het besluit, als aangifte ten doorvoer ook een handels- of administratief bescheid aanvaarden. Op dit bescheid wordt een bewijs van aanvaarding aangetekend.
3.
Voor goederen, die ten doorvoer worden aangegeven, wordt in de aangifte verwezen naar een eventueel voorafgaand douanedocument en wordt een afschrift daarvan bijgevoegd ten behoeve van de afschrijving.
4.
Nadat de aangifte is aanvaard en gecontroleerd door de inspecteur, wordt in voorkomende gevallen een document ten geleide van de goederen afgegeven. De goederen waarvoor een document is afgegeven, worden afgeschreven van een eventueel voorafgaand document.
5.
In geval de doorvoer vanuit een douane-entrepot of handels- en dienstenentrepot plaatsvindt waarin een goederenrekening wordt bijgehouden, wordt de desbetreffende rekening gecrediteerd, van welk feit aantekening wordt gesteld op het document.
6.
Goederen waarvoor een aangifte ten doorvoer is ingediend, worden bij het bevoegde douanekantoor of op een andere door de inspecteur aangewezen plaats aangebracht ter controle en ter vaststelling van hun identiteit. De inspecteur treft de nodige maatregelen ter waarborging van de identiteit van de goederen. Op het document wordt aantekening gesteld van de getroffen identificatiemaatregelen en van het resultaat van de controle.
7.
De inspecteur stelt de termijn vast waarbinnen de goederen worden aangebracht bij het bevoegde douanekantoor. De vastgestelde termijn wordt op het document vermeld en wordt afgestemd op de vermoedelijke duur van het vervoer van de goederen. De ambtenaren tekenen een exemplaar van het document af dat wordt geretourneerd aan de aangever.
8.
In gerechtvaardigde gevallen, ter beoordeling van de inspecteur, kan de termijn, bedoeld in het zesde lid, op verzoek van de aangever worden verlengd.
9.
Schepen en luchtvaartuigen, die op het punt staan te vertrekken naar het buitenland, kunnen worden bevoorraad met provisie, scheepsbehoeften, brandstoffen en smeermiddelen als ware sprake van doorvoer in het geval dat de betreffende goederen worden betrokken uit een douane-entrepot of uit een handels- en dienstenentrepot.