Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 4:87aa [Aanhouden rekening met afgescheiden vermogen door beleggingsondernemingen]
Geldend
Geldend vanaf 07-07-2022
- Bronpublicatie:
11-05-2022, Stb. 2022, 197 (uitgifte: 27-05-2022, kamerstukken: 35950)
- Inwerkingtreding
07-07-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
23-06-2022, Stb. 2022, 280 (uitgifte: 06-07-2022, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
Verzekeringsrecht / Algemeen
Verzekeringsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Een beleggingsonderneming als bedoeld in artikel 4:87, eerste lid, kan de rechten van de cliënten met betrekking tot de door hen aan de beleggingsonderneming toevertrouwde gelden beschermen door die gelden aan te houden op een rekening die uitsluitend daarvoor bestemd is.
2.
De rekening wordt aangehouden bij een bank met zetel in Nederland die een vergunning heeft voor de uitoefening van het bedrijf van bank, verleend door de Europese Centrale Bank of de Nederlandsche Bank. Uit de tenaamstelling van deze rekening blijkt dat deze door de beleggingsonderneming wordt aangehouden in eigen naam ten behoeve van cliënten, met vermelding van de hoedanigheid van de beleggingsonderneming.
3.
In afwijking van artikel 276 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek vormen de op de rekening als bedoeld in het eerste lid aangehouden geldmiddelen een afgescheiden vermogen dat uitsluitend dient tot voldoening van vorderingen van:
- a.
de bank, bedoeld in het tweede lid, in verband met het beheer van de rekening en die volgens de overeenkomst tussen de bank en de beleggingsonderneming ten laste kunnen worden gebracht van het afgescheiden vermogen; en
- b.
de cliënten voor wie gelden op de rekening zijn geadministreerd, voor zover die vorderingen verband houden met het toevertrouwen van de gelden aan de beleggingsonderneming.
4.
De beleggingsonderneming draagt zorg voor een adequate administratie van het afgescheiden vermogen.
5.
Indien de gelden op de rekening bij vereffening ontoereikend zijn voor voldoening van de vorderingen, dienen deze gelden ter voldoening van de vorderingen in de volgorde van het derde lid.
6.
In afwijking van het derde lid zijn andere vorderingen verhaalbaar op de gelden op de rekening indien vaststaat dat de in het derde lid bedoelde vorderingen kunnen worden voldaan en dat in de toekomst dergelijke vorderingen niet meer zullen ontstaan.
7.
De beleggingsonderneming vult een tekort in het afgescheiden vermogen terstond aan. Ingeval een tekort niet is aangevuld, keert de beleggingsonderneming in geval van een verzoek van een cliënt als bedoeld in het derde lid, onderdeel b, om uitkering van zijn aandeel in het saldo van de rekening slechts zoveel uit aan deze cliënt als in verband met de rechten van andere in het derde lid bedoelde cliënten mogelijk is.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld met betrekking tot de inrichting, de administratie en het beheer van de rekening.