Einde inhoudsopgave
Drinkwaterwet
Artikel 22
Geldend
Geldend vanaf 05-05-2023
- Bronpublicatie:
05-04-2023, Stb. 2023, 148 (uitgifte: 04-05-2023, kamerstukken: 36268)
- Inwerkingtreding
05-05-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
21-04-2023, Stb. 2023, 149 (uitgifte: 04-05-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Waterrecht (V)
Bestuursrecht algemeen / Bijzondere onderwerpen bestuursrecht
1.
De eigenaar van een drinkwaterbedrijf verricht overeenkomstig bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te stellen regels onderzoek naar de hoedanigheid van het water dat door hem gebruikt wordt voor de bereiding van drinkwater.
2.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden eisen gesteld met betrekking tot de hoedanigheid van het oppervlaktewater dat wordt gebruikt voor de bereiding van drinkwater. Deze eisen omvatten in elk geval eisen voor:
- 1°
microbiologische en chemische parameters;
- 2°
signaleringsparameters voor het signaleren van mogelijke verontreiniging van het oppervlaktewater.
3.
Het is verboden drinkwater te bereiden uit oppervlaktewater, dat niet voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen voor microbiologische of chemische parameters, bedoeld in het tweede lid, aanhef en onderdeel 1. Bij of krachtens die maatregel kan worden bepaald dat het verbod niet geldt indien het water tevoren op een daarbij vastgestelde wijze is behandeld, waarbij voor water van verschillende hoedanigheid verschillende wijzen van behandeling kunnen worden vastgesteld.
4.
In bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, aan te wijzen categorieën van gevallen kan Onze Minister, indien het belang van de bescherming van de volksgezondheid zich daar niet tegen verzet, gedurende een daarbij aan te geven periode ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in dat lid, eerste volzin, dan wel van de bij of krachtens die maatregel gestelde eisen voor microbiologische of chemische parameters of van de daarbij vastgestelde wijze of wijzen van behandeling.
5.
Onze Minister kan aan een ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden, deze wijzigen of intrekken en een ontheffing intrekken. Bij of krachtens de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het tweede lid, worden hieromtrent nadere regels gesteld. Van een besluit inzake een ontheffing wordt mededeling gedaan in de Staatscourant.
6.
Voor de toepassing van het eerste tot en met vijfde lid wordt:
- a.
met een drinkwaterbedrijf gelijkgesteld een bedrijf dat water uit oppervlaktewater inneemt teneinde dit aan een drinkwaterbedrijf te leveren, en
- b.
met de bereiding van drinkwater gelijkgesteld het leveren van water aan een drinkwaterbedrijf ten behoeve van de bereiding van drinkwater door dat bedrijf.
7.
Voor de toepassing van het tweede tot en met zesde lid wordt onder oppervlaktewater niet verstaan zout en brak water alsmede water dat, alvorens voor de bereiding van drinkwater te worden gebruikt, in de bodem wordt geïnfiltreerd.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kan worden bepaald dat het verboden is drinkwater te bereiden uit water, niet zijnde oppervlaktewater, dat niet aan de bij of krachtens die maatregel gestelde eisen voldoet. Daarbij kan worden bepaald dat het verbod niet geldt indien het water tevoren op een bij of krachtens de maatregel vastgestelde wijze is behandeld, waarbij voor water van verschillende hoedanigheid verschillende wijzen van behandeling kunnen worden vastgesteld. Het vierde tot en met zesde lid, onderdeel b, zijn van overeenkomstige toepassing.