Einde inhoudsopgave
Woningwet
Artikel 61u [Afwijken van bepalingen over woningcorporaties en toegelaten instellingen]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
07-07-2021, Stb. 2021, 425 (uitgifte: 10-09-2021, kamerstukken: 35517)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-12-2021, Stb. 2021, 601 (uitgifte: 09-12-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Volkshuisvesting en wonen / Algemeen
Bouwrecht / Woonrecht
Volkshuisvesting en wonen / Woningbouw
1.
Bij wijze van experiment kan, met inachtneming van internationaalrechtelijke verplichtingen, bij algemene maatregel van bestuur worden afgeweken van het bepaalde bij hoofdstukken IIIa en IV en bij ministeriële regeling van het bepaalde krachtens die hoofdstukken.
2.
Aan het eerste lid kan uitsluitend toepassing worden gegeven indien het experiment tot doel heeft bij te dragen aan het belang van de volkshuisvesting dan wel, zonder afbreuk te doen aan het belang van de volkshuisvesting, aan het doelmatiger uitvoeren van deze wet.
3.
Bij een algemene maatregel van bestuur of ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid worden regels gesteld over het experiment, waarbij in elk geval wordt bepaald:
- a.
het doel van het experiment;
- b.
op welke wijze van welke in het eerste lid bedoelde voorschriften wordt afgeweken;
- c.
voor wie de afwijking geldt;
- d.
de duur van het experiment; en
- e.
op welke wijze en aan de hand van welke criteria de met het experiment beoogde effecten worden geëvalueerd.
4.
Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over de uitvoering van een in die regeling aangeduid experiment.
5.
Een experiment als bedoeld in het eerste lid duurt ten hoogste vijf jaar. Voordat een experiment is afgelopen kan Onze Minister besluiten tot verlenging van ten hoogste twee jaar:
- a.
van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, indien een voorstel van wet is ingediend bij de Staten-Generaal om het experiment om te zetten in een structurele wettelijke regeling, tot het tijdstip waarop het wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking treedt;
- b.
van een ministeriële regeling als bedoeld in het eerste lid, tot het tijdstip waarop een gewenste omzetting van het experiment in een structurele algemene maatregel van bestuur in werking is getreden.
6.
Onze Minister zendt uiterlijk negen maanden voor het einde van de werkingsduur van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste lid, aan de Staten-Generaal een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van het experiment in de praktijk, evenals een standpunt over de voortzetting van die maatregel, anders dan als experiment.